De toekomst van de digitale leer- en werkomgeving #owd12 #dlwo

Tijdens de vierde workshopronde van de Onderwijsdagen heb ik een sessie bijgewoond over ontwikkelingen van de digitale leer- en werkomgeving. Drie thema's zijn aan de orde gekomen: strategie, de gebruikersbehoefte en didactiek.

Er zijn volgens Nico Juist veel redenen om de digitale leer- en werkomgeving (DLWO) te veranderen:

  • bring your own device
  • informatiebeheer (ook met het oog op de accreditatie)
  • cloud computing
  • strategische positie onderwijs
  • gebruikersbehoefte

Drie aspecten zijn besproken.

 

Wilco te Winkel is ingegaan op de veranderingen waar het hoger onderwijs mee te maken heeft. Er is niet één strategie. Er zijn wel gemeenschappelijke thema's gedestilleerd op basis van een kwantitatieve en kwalitatieve analyse. Bij die laatste analyse zijn o.a. trending topics gedestilleerd, vergeleken en in een rangorde geplaatst. Hoe scoren topics binnen individuele instellingen, het beleid van OCW en het hoger onderwijs als geheel. Meer informatie is te vinden via http://www.strategie-ho.nl. Helaas zijn we niet uitgebreid ingegaan op de topics zelf.

Jeroen Bottema is ingegaan op de wensen van de gebruiker. Hij heeft onderzoek gedaan naar 'student voices', en naar het gebruik van sociale media door studenten (extended DLWO). Hij illustreerde dat hij geen gebruik maakt van de mobiele telefoon van zijn werkgever, maar van een eigen smartphones. Hij illustreerde ook verder hoe hij eigen keuzes maak in het gebruik van applicaties en hardware. Studenten maken ook gebruik van diverse online omgevingen. De officiële leeromgeving van de instelling vinden zij vaak lastig te gebruiken. Studenten gebruiken ook niet graag mailadressen van de school. Zij hebben ook diverse digitale profielen.

Studenten beschouwen een DLWO ook als de traditionele ELO. Wat het instituut aanbiedt, moet functioneel en gebruikersvriendelijk zijn. Zij organiseren allerlei omwegen om toch aan de bijbehorende informatie te komen, en zij stellen via sociale media een eigen, gedecentraliseerde, persoonlijke leeromgeving samen. Een deel van het leerproces wordt dan ook vanuit instellingsperspectief onzichtbaar. De verantwoordelijkheid verschuift daardoor ook meer naar de student. Hoe ouder studenten, en hoe meer bewust over leermogelijkheden van sociale media, des te eerder studenten bereid zijn om sociale media voor het onderwijs in te zetten. Volgens Jeroen moet je studenten echter niet over één kam scheren. Veel studenten (traditionalisten, netwerkers) gebruiken sociale media oppervlakkig. Zij zijn eerder gebaat bij een traditionele ELO. Je zult dus een flexibel in te richten DLWO nodig hebben.

Docenten kijken ook traditioneel naar een DLWO (dropbox), en hechten aan een soepel werkende omgeving. Zij kijken ook naar tablets, en schoorvoetend naar mogelijkheden van afstandsonderwijs.

 

Gebruikers worden volgens Jeroen meer prosumers, maar wel met een eigen profiel. Er is dus sprake van veel diversiteit wat hoge eisen stelt aan de flexibiliteit van een DLWO: de DLWO als leerlandschap (meer student-gecentreerd, meer connectiviteit). Afhankelijk van taken en processen zou je als docent een omgeving moeten kunnen inrichten, ook voor meer informeel leren en met een grote betrokkenheid van studenten.

 

Chris Blom ging in op didactiek en de DLWO. Daarbij gaat het om het organiseren van leren en lesgeven. ICT kan de administratie vereenvoudigen. Ook moeten lerenden voorbereid worden op een beroepspraktijk waarin veel technologie wordt gebruikt. Op het gebied van didactiek kan ICT flexibilisering helpen realiseren en andere manieren van onderwijs. Hij ging in op substitutie, transitie en transformatie. Het docentschap staat dan centraal bij het georganiseerd leren.

 

Docenten zouden meer moeten nadenken over studentactiviteiten, aandacht besteden aan feedback en beoordelingen, èn aandacht besteden aan het organiseren van feedback en beoordelen (o.a. peer feedback). Elke docent heeft een zone van naaste ontwikkeling. Professionalisering speelt daarbij een belangrijke rol. Het TPACK-model kan daarvoor handvatten bieden. Maar is dat voldoende om docenten aan de slag te laten gaan? Nee. Je moet volgens Chris de docent aan het stuur hebben. Daarvoor zijn inspiratie, existentie, perceptie en evidentie nodig. Docent- en onderwijsontwikkeling komen daarbij geïntegreerd aan de orde. Koppel bijvoorbeeld BKO-trajecten aan onderwijsontwikkeling.

Verder heb je tools nodig. En wat blijkt: voor het organiseren van feedback en beoordeling, heb je weinig tools tot je beschikking. Een DLWO zou daar in moeten voorzien.

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.