Het Nieuwe Leren: over Urbanus VIII, Rita Verdonk, appels en peren

Enige tijd geleden vroeg e-learning "goeroe" Elliot Masie aan de abonnees van zijn nieuwsbrief wie hun favoriete docent/trainer was geweest en waarom.
Een leuke exercitie, als je je bezighoudt met de vraag hoe je leren op een effectieve en plezierige manier vorm kunt geven. Want je bent dan al snel bezig om kenmerken van goed onderwijs te formuleren.

Mijn favoriete docente (Nederlands) wist bijvoorbeeld heel goed aan te sluiten bij datgene wat ons als 17-jarigen bezighield. Wij mochten de Nederlandse vertaling van Christiane F. op onze literatuurlijst zetten, en boeken die nét waren verschenen (terwijl andere leerkrachten Couperus en Elsschot al modern vonden). In tegenstelling tot haar collega's nam ze geen dictees af waar belachelijke woorden als "canapé" in voorkwamen (die een normaal mens nooit gebruikt). En wat hebben we niet geleerd van toneelstukken opvoeren en columns schrijven.

Dit alles speelde zich begin jaren tachtig af. Er is, kortom, in de onderwijspraktijk al lange tijd bekend hoe je kunt bevorderen dat er op een goede manier geleerd wordt. We weten dat lerenden actief aan authentieke taken moeten werken, dat leren doelgericht en betekenisvol moet zijn, dat het belangrijk is dat je voortbouwt op datgene wat lerenden al weten en kunnen èn dat je gebruik maakt van ervaringen van lerenden.

Die kennis is bovendien vaak al tientallen jaren oud (denk aan Vygotsky's "zone of proximal development" of Dewey's "Experience and Education"). Ook de kritiek op het traditionele onderwijssysteem is al meer dan dertig jaar oud (bijvoorbeeld Illich's "De-schooling society").

Toch wordt de laatste tijd veel gesproken over "het nieuwe leren", ook al introduceerden Robert-Jan Simons cs de term "new learning" al vijf jaar geleden. Maar vooruit: onderwijsveranderingen kosten nu eenmaal veel tijd.

Ik volg de "nieuwe leren" discussie al een hele tijd, en met stijgende verbazing. Simons en de zijnen definieerden het "nieuwe leren" als "new learning outcomes, new kinds of learning processes and new instructional methods that are both wanted by society and stressed in psychological theory." (Leve Keur der Wetenschap).

Critici van "het nieuwe leren" hebben het echter niet over de relatie tussen gewenste leerresultaten, leerprocessen en instructiemethoden. Zij voeren een meer ideologische strijd, waarbij ze hun speren vooral lijken te richten op de instructiemethoden. Daarbij hanteren ze drie strategieën.

De eerste wil ik de "Urbanus de achtste"-strategie dopen. Deze paus ontkende de argumentatie van Galileo Galilei dat de aarde om de zon draait. Anno 2005 ontkennen tegenstanders van "het nieuwe leren" dat "nieuwe" leerprocessen en instructiemethoden empirisch onderzocht zijn, terwijl dat bij bijvoorbeeld actief leren en samenwerkend leren wel degelijk is gebeurd. Zelfs van ècht nieuwe manieren van leren, zoals samenwerkend leren met behulp van ict, is dankzij onderzoek bekend wat werkt en wat niet (en onder welke condities).

De tweede strategie noem ik de "Rita Verdonk"-strategie. Men neme één extreme variant, Iederwijs, en verklaart deze exemplarisch voor het hele "nieuwe leren". Met deze strategie lopen critici van het "nieuwe leren" het risico dat gematigde en nuchtere voorstanders gaan radicaliseren (zie deze column).

Strategie drie is de "appels met peren"-strategie. Deze strategie wordt toegepast als criticasters "het nieuwe leren" aan de hand van het studiehuis bekritiseren. Als argument geven zij dan aan dat de praktijk van het studiehuis eigenlijk niet is ingericht volgens de ideeën van "het nieuwe leren". Stel je formuleert een aantal kwaliteitscriteria waaraan een goede online cursus moet voldoen. Vervolgens ontwikkel je een online cursus die niet aan deze criteria voldoet. En je concludeert dan dat online cursussen slecht zijn. Dat is toch bizar!

Ben je dan nog wel rationeel aan het beargumenteren of ben je dan vooral bezig je genoegzaam te wentelen in het (modder)bad van de ideologie van het eigen gelijk?

Kijk, ik vind de term "nieuwe leren" eigenlijk ongelukkig: het impliceert een revolutie in het onderwijs, terwijl er eerder sprake is van een evolutie. Ik ben eigenlijk helemaal niet zo'n "gelovige", en volg zelfs met argusogen hoe principes van "het nieuwe leren" in de praktijk worden gebracht.

Het lijkt me daarom goed als voor- en tegenstanders zich nog eens bezinnen op de oorsprong van "het nieuwe leren" (zie bijvoorbeeld het aangehaalde artikel van Simons cs). Volgens mij kun je niet anders dan concluderen dat in de 21ste eeuw andere eisen aan de uitkomsten van het onderwijs worden gesteld dan zo'n dertig jaar geleden. En dat dit ook gevolgen heeft voor leerprocessen en instructiemethoden.

Waarom vind ik bijvoorbeeld "technology enhanced learning" zo boeiend? Niet omdat ik zo dol ben op technologie, maar omdat ik er van overtuigd ben – onder meer dankzij onderzoek – dat het niet werkt als je de "net generation" in een klas van dertig stopt met de opdracht meer dan veertig minuten te luisteren naar een monoloog die hen geen bal interesseert.

Of je nu nadenkt over je favoriete docent of dat je onderwijsonderzoek en maatschappelijke ontwikkelingen bestudeert: je komt eerder bij principes van "het nieuwe leren" uit dan bij de klassieke theorieën over kennisoverdracht.

Wilfred Rubens, adviseur ICT in het onderwijs, Expertisecentrum ICT in het Onderwijs (Universiteit Utrecht)

Creative Commons Licentie
Op dit werk is de Creative Commons Licentie van toepassing.