Trends in e-learning

In juli 2000 schetste ik met mijn collega Daan Assen enkele belangrijke trends op het gebied van e-learning. Deze trends zullen absoluut doorzetten. Maar aangezien we nu meer dan een half jaar verder zijn, is het hoog tijd voor een update. Er zijn nogal wat nieuwe ontwikkelingen gaande.

Opmerking vooraf:
Dit artikel gaat er van uit dat de lezer al één en ander weet van e-learning.
Wilt u meer weten over e-learning in het algemeen?
Dan raad ik u aan de “Road to e-learning” van de American Society for Training and Development te verkennen: http://www.astd.org/virtual_community/Comm_elrng_rdmap/e_lrng_comm.html
E-learning termen worden verklaard op http://www.learningcircuits.org/glossary.html  

Achtereenvolgens ga ik in op:

1. De opkomst van learning service providers
2. De corporate academy
3. Soft skills
4. Blended learning
5. Standaardisatie

6. Customer focussed e-learning
7. Brick and mortar verovert terrein
8. Expansiedrift richting Europa

9. Integratie bedrijfsinformatie en e-learning
10. M-learning
11. Application Service Providing
12. Herbruikbare leerobjecten
13. P2P-computing
14. Hoge eisen aan contentontwikkeling
15. Prijs- en kwaliteitsvergelijk

 

1. De opkomst van learning service providers.

Learning Service Providers zijn ondernemingen die de volgende totaaloplossing op het gebied van e-learning kunnen bieden:

  • Hoogwaardige cursusmaterialen op verschillende gebieden. Zowel standaard cursussen (bijvoorbeeld Office 2000) als bedrijfsspecifieke cursussen die op maat gemaakt worden.
  • Competentiemanagement- en toetsinstrumenten.
  • Een uitgebreid en schaalbaar leermanagementplatform (dat in feite de ruggegraat vormt van de oplossing).
  • Mogelijkheden voor online mentoring, discussies en personificatie.
  • Auteurtools om zelf web-based cursussen te ontwikkelen.
  • Een volledig gehoste leeroplossing.

Begin november 2000 voorspelde marktonderzoeker IDC een groei van het aantal aanbieders van integrale e-learningoplossingen. Deze groei ontstaat zowel door acquisities als door strategische partnerships.
E-learning contentproducent THINQ is bijvoorbeeld gefuseerd met leermanagement provider TrainingServer. Voorbeelden van strategische allianties zijn die tussen Docent (leeromgeving)  en Mentergy (contentontwikkelaar) èn tussen Knowledge Planet (leerportaal) en PriceWaterhouseCoopers (consultancy).
Zie http://www.learningcircuits.org/nov2000/nov2000_newsbytes.html#nov1  

 

2. De corporate academy.

Steeds meer ondernemingen ontwikkelen een eigen virtuele bedrijfsacademie, zo stelden we enkele maanden geleden. Veelal koopt met een kant en klaar leerportaal (bijvoorbeeld bij Click2learn of Knowledge Planet), met daarin standaard content (denk aan Microsoft Office-cursussen). Vervolgens worden bedrijfsspecifieke online trainingen ontwikkeld. Een beveiligde integratie van cursistgegevens met personeelsgegevens binnen het HRM-systeem is hierbij een belangrijk issue. Dat geldt ook voor het hosten van de corporate academy. De onderneming hoeft dan alleen zorg te dragen voor toegang tot Internet. Het technisch en inhoudelijk beheer zijn uitbesteed.
Recente voorbeelden van corporate academies zijn:
- De ABN AMRO (in ontwikkeling)
- General Motors
- De online universiteit van het Amerikaanse leger (in ontwikkeling)

Naast corporate academies kunnen ook leerportalen voor complete branches worden ontwikkeld. In Nederland worden momenteel drie branchespecifieke leerportalen ontwikkeld. Via deze leerportalen kunnen ICT-toepassers en ICT-specialisten binnen de financiële dienstverlening, de ICT-branche en de Telecom-sector hun ICT-competenties op peil brengen en houden. Zie http://www.acadoo.nl

 

3. Soft skills 

Het verwerven van sociale kennis en vaardigheden via e-learning is een ingewikkelde klus. Voor ontwikkelaars van content een behoorlijke uitdaging. Onmogelijk is het niet. Met name kennisaspecten van kunnen via e-learning worden geleerd. Ook kunnen videofragmenten of diashows binnen online content worden geïntegreerd, die goed of fout gedrag illustreren (bijvoorbeeld over hoe je als werknemer een probleem bij je baas bespreekbaar maakt). Uiteindelijk zal een student het gedrag veilig in een realistische situatie moeten kunnen oefenen, waarbij hij feedback krijgt van een coach en eventueel ook medestudenten.
Als voorbeeld hiervan is OPAL van Development Dimensions International (http://www.ddiworld.com) genoemd. OPAL is een performance support systeem voor sociale vaardigheden. Als je bijvoorbeeld een functioneringsgesprek moet houden, dan kun je binnen OPAL checken welke elementen zo’n gesprek moet bevatten.
Volgens Tom Barron voorspellen analisten een gouden toekomst voor het verwerven van “soft skills” via e-learning: http://www.learningcircuits.org/2001/jan2001/barron.html.
Volgens Barron is in de kenniseconomie een steeds grotere behoefte aan “soft skills” (die hij overigens veel breder definieert dan sociale kennis en vaardigheden). Barron signaleert niet alleen een toenemende behoefte aan e-learningprogramma’s voor soft skills, hij ziet ook steeds meer contentontwikkelaars programma’s hiervoor ontwikkelen.

 

4. Blended learning

Bij “blended learning” onderscheiden we drie verschijningsvormen.
In de eerste plaats de mix van synchrone en asynchrone communicatie binnen elektronische leeromgevingen. Je kunt binnen deze omgevingen niet alleen asynchroon met docenten en medestudenten communiceren. Dus onafhankelijk van tijd, via e-mail en online discussiegroepen: de zogenaamde “threaded” discussions.

 Figuur 1: Voorbeeld threaded discussion

Bij synchrone communicatie communiceer je op hetzelfde moment met docenten en medestudenten. Denk daarbij aan chatsessies over een bepaald onderwerp, maar ook aan hoorcolleges door een docent die via video of audio te volgen zijn. Studenten kunnen dan veelal ook aangeven een vraag te willen stellen (via een chatoptie). Ze steken dan hun virtuele hand op (de “handraising”-optie).
Er is dan sprake van een “virtual classroom”. Elektronische leeromgevingen ondersteunen steeds vaker de mogelijkheid om een virtueel klaslokaal vorm te geven. Aanbieders van online aanbod kunnen dan bepaalde onderdelen van het programma –gericht op instructie of kennisoverdracht- verzorgen zonder dat dure online zelfsturende content hoeft te worden ontwikkeld. Ook houdt men beter grip op het leerproces van studenten. Een nadeel is dat minder onafhankelijk van tijd geleerd gaat worden.
De tweede verschijningsvorm van “blended learning” is de mix tussen e-learning en leren waarbij studenten en docenten elkaar in levende lijve ontmoeten. Denk daarbij aan leerprogramma’s waarbij eerst een centrale klassikale instructie plaatsvindt. Vervolgens gaan studenten online leren. Daarna volgt een klassikaal examen. Een ander voorbeeld is het online verwerven van theorie rond bepaalde sociale vaardigheden, het toepassen hiervan in praktijksituaties (waarbij de student wordt gecoacht) en het maken van online opdrachten hierover.
De derde en laatste verschijningsvorm van “gemengd leren” is de mix van zelfsturend en begeleid leren. Dit kan zowel in puur online leersituaties plaats vinden als in combinaties van online en klassikaal leren. Steeds vaker komt men er op terug om puur zelfsturende content te ontwikkelen. Niet alleen hebben veel studenten een leerstijl die een bepaalde mate van begeleiding verlangt. Het is erg complex en duur om kwalitatief goede content te ontwikkelen die de taken van een coach volledig kan overnemen.

5. Standaardisatie 

Al geruime tijd wordt in de wereld van e-learning door een aantal organisaties samengewerkt aan het ontwikkelen van industrie-standaards. Deze standaarden zijn er op gericht om leerobjecten (brokken leerstof) naadloos binnen verschillende elektronische leeromgevingen te kunnen gebruiken. Ook bewerkstelligen standaards dat de leerhistorie van studenten bijgehouden kan worden. De voortgang van de student wordt bijgehouden ook al volgt hij online cursussen van verschillende contentleveranciers, binnen verschillende elektronische leeromgevingen. Drijvende krachten achter de ontwikkeling van standaards zijn de vliegtuigindustrie, Amerikaanse defensie, de Amerikaanse overheid en de Amerikaanse universiteiten. Het gaat dan om de standaards als AICC of IMS. Het initiatief  SCORM wil een koepel zijn voor standaarden.
De laatste tijd gaan steeds meer initiatiefnemers van standaards samenwerken. Bijvoorbeeld het
Learning Technology Standards Committee Learning Objects Metadata (LTSC-LOM) Working Group van de IEEE (Institute of Electrical and Electronics Engineers) en de Dublin Core Metadata Initiative, (DCMI).
Het gebruik van standaarden als AICC en IMS is van groot belang voor een grootschalige acceptatie van e-learning. Meer informatie over industrie-standaards voor e-learning leest u in een artikel dat Vincent Perquin van Acadoo (onderdeel van Siennax) onlangs heeft geschreven:
http://www.siennax.nl/Publications/indstand.htm

 

6. Customer focussed e-learning

E-learning wordt al langere tijd ingezet binnen de “supply chain”: wereldwijd leren onder meer productiemedewerkers, sales mensen en leveranciers via een e-learningcursus een nieuw product of een nieuwe dienst kennen. Denk aan een nieuw type verbrandingsmotor voor een auto.
Recent wordt steeds vaker de klant benaderd met e-learningaanbod. We spreken dan van customer focussed e-learning oftewel edu-commerce.
Voorbeelden zijn de American Bankers Association en de Bank Administration Institute die een groot aantal relevante cursussen voor financiële professionals online gaan aanbieden. E-learning wordt dan ingezet als een vorm van klantenbinding. Volgens analist Gartner zal edu-commerce flink groeien:http://www.thestandard.com/article/display/grok/0,1151,17897,00.html
Daan Assen van Acadoo (onderdeel van Siennax) gaat in een recent geschreven artikel uitgebreid in op edu-commerce: http://www.siennax.nl/Publications/educomm.htm


7. Brick and mortar verovert terrein

E-learning is bij lange na niet het exclusieve terrein van “dotcom”-bedrijven zoals Saba, Digital Think en Thinq. Tot voor kort waarschuwden analisten dat traditionele (“brick and mortar”) adviesbureaus en opleidingsinstituten niet meer mee konden komen op het gebied van online leren. Met name de traditionele adviesbureaus lijken er in te slagen om een stevige positie op dit gebied in te nemen, met name door nieuwe mensen aan te nemen en via overnames. “Brick and mortar” lijkt allesbehalve “brick and mortal” te zijn. Voorbeelden zijn PriceWaterhouseCoopers die onlangs een mega-opdracht van het Amerikaanse ministerie van defensie heeft binnen gehaald om een online corporate universiteit te ontwikkelen, Ernst & Young dat met het aparte onderdeel Intellinex de markt bestookt en KPMG dat in Nederland met e-workforce ambitieuze plannen heeft.


8. Expensatiedrift richting Europa

Verschillende Amerikaanse e-learningbedrijven richten hun pijlen steeds vaker op de Europese (en Aziatische) markt. Zo heeft Click2learn onlangs $ 5 miljoen additionele financiering verworven om komend jaar de Europese markt te veroveren. Verder kiezen Saba en Intellinex (onderdeel van Ernst & Young) voor een agressieve marktstrategie richting het “oude” continent.

9. Integratie bedrijfsinformatie en e-learning

Er is een tendens de zien van integratie van bedrijfsinformatie en e-learning. Bedrijfsinformatie wordt binnen corporate academies ingezet om medewerkers, leveranciers en klanten snel kennis te laten maken met nieuwe producten of diensten, bijgestelde ondernemingsstrategieën, wijzigingen in de organisatie, nieuwe procedures en dergelijke. DigitalThink heeft hiervoor recentelijk een nieuwe applicatie ontwikkeld: E-Briefings. Volgens DigitalThink kunnen binnen E-briefings verschillende media worden geïntegreerd (audio, presentaties etcetera). Hun persbericht geeft verder aan:
”Most importantly, e-briefings provide management assessment and tracking tools that measure stakeholders' completion and comprehension of the business information being delivered.
E-Briefings make it possible to distribute critical business information across a large, dispersed enterprise with fast deployment, ease of use and high scalability.”
http://www.digitalthink.com/company/newsroom/pressroom/releases2000/12052000.html
Een nadeel van E-briefings is dat je een deel van het productieproces van je “e-briefings” uit handen moet geven aan DigitalThink.


Figuur 2: screenshot E-briefing

Op de site van DigitalThink kun je ook screenshots bekijken en je opgeven voor een demo:
http://www.digitalthink.com/company/newsroom/pressroom/virtual_press/e-briefrelease.html

 

10. M-learning 

M-learning staat voor “mobile learning”.  Leren “any time, any place” in optima forma. Je leert niet alleen thuis of op je werk, achter je PC. De plaats maakt niet uit: in de trein, in de file, op een bankje in het park. Je gebruikt daarvoor niet zo zeer je laptop in combinatie met je mobile telefoon maar aparte apparaten zoals WAP-telefoons (telefoons waarmee je Internetpagina’s kunt bekijken), personal digital assistants of organizers (denk aan de Palm V of de PSION Revo). Een onderneming als Motorola verwacht (en hoopt uiteraard) dat mobile learning een grote vlucht gaat nemen. Voordat het zover is, zal het nodige moeten gebeuren.

  •  De bestaande apparaten zijn bepaald niet vriendelijk in gebruik: kleine schermen, omslachtige manier om teksten te schrijven. Waarschijnlijk is het een kwestie van tijd voordat er gebruikersvriendelijkere ontwerpen beschikbaar zijn (de Ericsson R380s is al een stap in de goede richting; zie http://www.ericsson.com/r380).

  • De bandbreedte is erg beperkt. De verbindingen zijn nog erg traag. Technieken als GPRS en UMTS zullen wat dit betreft leiden tot verbeteringen.

  • Het is een stuk duurder dan gewoon Internet. Het is de vraag of hierin snel verandering zal komen. Telecombedrijven hebben immers bij de UMTS-veilingen  enorme kosten moeten maken.

  •  De bestandsformaten die gebruikt worden om e-learningcontent in te ontwikkelen, kunnen niet gebruikt worden binnen de huidige apparaten. Ook dit is waarschijnlijk een kwestie van tijd.

  • Het is nog niet mogelijk om de voortgang van studenten die mobiel leren in leermanagementsystemen te registreren.

Echter: de grootste uitdaging ligt in het beantwoorden van de vraag of studenten in staat zijn om  op deze manier te leren. Uiteraard is het mogelijk dat een sales manager –voordat hij bij een klant binnen gaat- via zijn mobiele telefoon de laatste informatie over het nieuwste product raadpleegt. Maar is in dat geval sprake van leren?  Op dit gebied zal nog veel onderzoek verricht moeten worden.
Meer informatie over m-learning is te vinden in:
http://www.trainingzone.co.uk/cgi-bin/item.cgi?id=35709&d=101&h=0&f=0&dateformat=%o%20%B%20%Y
en in:
http://www.linezine.com/2.1/features/cqmmwiyp.htm 


11. Application Service Providing

Het beheren van de technologie, die gebruikt wordt voor e-learning, is binnen afnemende organisaties bepaald geen "core-business". Men heeft vaak de expertise niet in huis om deze technologie te implementeren en "in de lucht" te houden. Het hosten van leeromgevingen of leermanagementsystemen biedt dan uitkomst. Organisaties nemen een abonnement bij een Application Service Provider (men betaalt bijvoorbeeld een bedrag per gebruiker per maand) en gebruiken de applicatie via Internet met behulp van de browser. De Application Service Provider (ASP) draagt dan zorg voor beheer, beveiliging,beschikbaarheid en dergelijke. 
Siennax is in Nederland marktleider op het gebied van ASP. Via Siennax kan de leeromgeving Lotus Learningspace en -binnenkort- het trainingmanagementsysteem van Saba gehost worden gebruikt.
Op de site van Siennax is meer informatie over Application Service Providing te vinden: http://www.siennax.nl 

 

12. Herbruikbare leerobjecten

Uit concurrentieoverwegingen is het voor een onderneming  essentieel om de tijd die het kost om een product op de markt te brengen (“time to market”), zo kort mogelijk te houden. Werknemers moeten daarom in staat zijn om in steeds kortere tijd nieuwe producten te ontwikkelen, te produceren en te verkopen. Zij zullen daarom ook steeds sneller nieuwe kennis moeten verwerven. Er is echter geen  tijd om uitgebreide opleidingen, trainingen of cursussen hiervoor te volgen. Daarom zal dit opleidingsaanbod (zelfs modules uit dit opleidingsaanbod) steeds vaker moeten worden opgedeeld in kleine brokken leerstof (“chunks” of “nuggets”). Werknemers leren dan alleen datgene wat nodig is om een bepaalde taak op een bepaald tijdstip (“just in time”) uit te kunnen voeren. Zij willen in zeer korte tijd beperkte nieuwe kennis opdoen of weggezakte kennis opfrissen.
Er worden dan leerobjecten ontwikkeld die voor verschillende doeleinden kunnen worden (her)gebruikt. Neem als voorbeeld een cursus over e-learning voor opleidingsfunctionarissen. Deze cursus bestaat uit een groot aantal leerobjecten (trends in e-learning, werkvormen, coaching, en dergelijke). Een onderdeeltje uit de inleiding (“wat is e-learning?”) wordt ook gebruikt in een inwerkprogramma voor nieuwe medewerkers (onderdeel: intern opleidingsbeleid).
Ontwikkelaars van online cursussen maar ook traditionele opleiders zullen met deze toenemende vraag uit het bedrijfsleven terdege rekening moeten houden.

 

13. P2P-computing

Een relevante ontwikkeling die hier mee te maken heeft, is “Peer-to-peer”-computing (P2P). Met behulp van bepaalde technologie kunnen personen met eenzelfde interesse (“peers”, bijvoorbeeld trainers communicatieve vaardigheden) delen van hun harde schijf met elkaar delen. Op dat deel van de harde schijf staan zelf ontwikkelde leerobjecten die zij via Internet met elkaar uitwisselen. P2P-computing kan binnen een organisatie worden gebruikt, maar ook tussen vakgenoten wereldwijd.
Een voorbeeld van deze technologie is Napster: muziekliefhebbers delen via Napster muziekfragmenten met elkaar.
Op opleidingsgebied zijn nog geen P2P-initiatieven bekend. Wel heeft e-learningkenner Elliot Masie hier een verkennend onderzoek naar gedaan. Masie verwacht hier veel van.
Uiteraard heeft deze ontwikkelingen de nodige gevolgen voor auteursrecht, beveiliging en businessmodellen. Anne de Rooy van Siennax heeft hier een artikel over geschreven:  http://www.siennax.nl/Publications/peerpeer.htm
Daarnaast zal het nodige gedaan moeten worden om te bevorderen dat “peers” daadwerkelijk kennis gaan delen. 

 

14. Hoge eisen aan contentontwikkeling

Bij veel e-learningcontent is sprake van “e-reading”: veel tekst waar je door heen kunt bladeren. Maar met weinig doordacht gebruik van verschillende media, weinig interactiemogelijkheden en nauwelijks gelegenheid om te checken of je het geleerde hebt begrepen of zelfs kunt toepassen. Daarnaast is veel digitale content niet ontwikkeld volgens eigentijdse onderwijskundige principes. Het materiaal is vaak lineair opgebouwd waarbij je onderdeel A moet doorlopen voordat je aan B kunt beginnen. Ook hebben studenten nauwelijks de gelegenheid om zelf  content in te brengen en wordt er dominant uitgegaan van (virtuele) kennisoverdracht.
Onderwijskundig gezien loopt e-learning flink achter op “c-learning” (c: classroom).
Er zullen dan ook steeds hogere eisen gesteld gaan worden aan de kwaliteit van e-learningcontent. Ondernemingen die online cursussen en opleidingen afnemen, zullen –terecht- kritischer worden op de inhoud van het aanbod. Waar nu bulk-contracten worden afgesloten met leveranciers als Netg, ElementK of Smartforce, zal in de toekomst selectiever gewinkeld worden. Het wachten is op een keurmerk voor e-learningcontent, afgegeven door een onafhankelijk instituut.

 

15. Prijs- en kwaliteitsvergelijk

Binnen veel leerportalen kunnen studenten al aan gevolgde cursussen een score toekennen. Bij elke cursus of opleiding (of “chunk”) die besteld kan worden, is dan een score zichtbaar (“rating”). Op die manier scheidt de markt zelf het kaf van het koren.
Een alternatief kan een portaal zijn waar belangstellenden een specifieke cursus kunnen zoeken bij verschillende aanbieders. Het gepresenteerde overzicht bevat dan bepaalde gegevens over de cursussen op basis waarvan vervolgens een keuze gemaakt kan worden.
Voor CD’s en boeken is zo’n initiatief al operationeel: http://www.vergelijk.nl.
Een stap verder gaat een portaal waar bezoekers meer kwalitatieve informatie over online cursussen kunnen krijgen. Vergelijk het met het initiatief http://www.bellen.com.
Momenteel bestaan dergelijke initiatieven niet. Maar waarom zou iets wat voor telefoonbedrijven of muziekwinkels werkt, niet ook werken voor e-learning?

Al met al is de markt van e-learning flink in beweging. Dat is ook niet verwonderdijk. E-learning is een jong terrein, dat een gouden toekomst wordt voorspeld. Erg boeiend om dat mee te maken.

Wilfred Rubens, e-learningconsultant bij Acadoo (onderdeel van Siennax) 

Literatuur:

Assen, D. en Rubens, W. (2000), “E-learning: een revolutie in bedrijfsopleidingen”:
http://www.siennax.nl/Publications/e-learningrev.pdf

http://www.wilfredrubens.com