De theorie van ’transactional distance’ toegelicht (en waarom dat belangrijk is bij online leren)

Deelnemers voelen zich bij online leren vaak ‘eenzaam’. Zij missen veelal menselijk contact met een docent en andere lerenden. Hierdoor lopen zij het risico om voortijdig uit te vallen. Bij toeval stuitte ik gisteren op een wiki-pagina waar dit fenomeen wordt toegelicht. In deze blogpost voeg ik hier ook eigen inzichten aan toe.

Michael Moore heeft in 1997 zijn Theory of Transactional Distance geponeerd.  Volgens hem is er bij afstandsleren (al dan niet online) niet alleen sprake van een fysieke afstand en een afstand in tijd tussen lerenden en de docent. Er is ook sprake van psychologische of communicatieve ruimte die de docent van lerenden scheidt in de onderlinge transactie, die plaatsvindt in de gestructureerde of geplande leersituatie: de  ’transactional distance’.

Drie variabelen spelen hierbij een rol:

  • Structuur. Sterk voorgeprogrammeerde programma’s kennen een grote ’transactional distance’.  Hiermee doelt Moore vooral op de mate waarin programma’s ruimte bieden aan individuele vragen en behoeften.
  • Dialoog. Er is sprake van een grote ’transactional distance’ als er weinig ruimte is voor dialoog.
  • Autonomie: hoe groter de ’transactional distance’, des te meer autonomie de lerende moeten kunnen uitoefenen. Dat betekent dus dat lerenden die in staat zijn om zelfgestuurd te leren, beter om kunnen gaan met ’transactional distance’. Hierbij heeft ‘autonomie’ dus betrekking op het vermogen van een lerende om het leerproces te sturen, en niet op de mate waarin een programma lerenden keuzevrijheid biedt.

Deze bijdrage bevat ook een afbeelding waarin verschillende manieren van afstandsleren worden geplot op de assen ‘structuur’ en ‘dialoog’.

Volgens de auteur van de wiki-pagina, Daniel Bornt, is Moore’s theorie niet ‘empirisch bewezen’.  Je kunt geen voorspellingen doen ten aanzien van de effecten van de drie variabelen. Je kunt dus onder meer niet aangeven wat de impact is van een sterk gestructureerd programma, veel dialoog en redelijk wat autonomie. Bornt meent wel dat deze theorie een uitstekend werkmodel is om afstandsleren te begrijpen:

It doesn’t matter that the variables don’t exactly predict the transactional “distance.” What counts is that it provides a metric for understanding how transactional distance occurs, and what proactive steps can be taken in order to reduce it.

Mijn opmerkingen

Michael Moore heeft zijn theorie ontwikkeld in een tijd dat e-learning nog voornamelijk bestond uit het asynchroon bestuderen van content, waarvan de inhoud volledig bepaald werd door docenten. Inmiddels beschikken we ook over meer mogelijkheden om te communiceren met lerenden (chat, videoconferencing, etc). Ook hebben we meer mogelijkheden om de voortgang van lerenden te monitoren en daar interventies op toe te passen (o.a. geautomatiseerde ‘nudges’, prikkels). Daar komt bij dat we, in vergelijking met 1997, ook vaker ‘blended learning’ zijn gaan toepassen (de combinatie van online en face-to-face leren). Toch ervaren lerenden nog steeds een ‘psychologische afstand’ omdat men communiceert via een beeldscherm en niet ‘fysiek’ waardoor je bepaalde ‘clues’ -aanwijzingen- in de communicatie kunt missen.

Daarnaast moet je er rekening mee houden dat Moore zich met name bezighield met leren van volwassenen. We weten dat je bij volwasseneneducatie nadrukkelijk rekening moet houden met ervaringen en leerbehoeften van deelnemers. Volwassenen hebben vaak concretere leervragen dan jongeren.

Wat betreft structuur weten we ook dat lerenden ‘bij de les’ blijven als zij in één oogopslag kunnen zien wat van hen verwacht wordt. Deadlines en een duidelijke voorgestructureerde inhoud ondersteunen vooral die lerenden die moeite hebben met zelfsturing. Daarbinnen kun je lerenden echter ook ruimte geven voor het maken van keuzes. Denk daarbij aan het kunnen inbrengen van een casus, het toepassen van een opdracht op de eigen praktijk of het kunnen kiezen van de vorm waarin je een opdracht maakt.

Dit zou kunnen impliceren dat een ‘matige’ structuur wellicht het beste werkt voor de meeste lerenden. En dat meer structuur beter werkt voor bepaalde doelgroepen (bijvoorbeeld vmbo-leerlingen) dan voor andere doelgroepen (volwassen studenten van de Open Universiteit).

De term ‘autonomie’, die Moore gebruikt, zou tenslotte weleens beter vervangen kunnen worden door ‘zelfsturing’. Het gaat immers met name om de autonomie die je bij leren moet kunnen uitoefenen.

Ik deel dan ook de opvatting van Daniel Bornt dat Moore’s theorie belangrijk is om deelname van lerenden aan online leren te begrijpen. Kijk daarbij met name naar je ontwerp, naar de keuzes die je in je ontwerp kunt maken en in de interventies die je kunt plegen om de ’transactional distance’ te verkleinen.

 

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.