Een innovatiepijplijn als implementatietool

Het Babson College gebruikt een zogenaamde ‘innovatiepijplijn’ bij de implementatie van leertechnologie. Deze ‘pijplijn’ bestaat uit vier fases, en heeft met name ook een communicatieve functie. Ik vind dat deze aanpak sterke kanten heeft, maar ik heb ook vragen hierbij.

pijplijn
Foto: Robzor, Pixabay

Lisa Keohane van het Amerikaanse private Babson College (3600 studenten) beschrijft de functie en werking ervan in de Educause Review. Zij licht daarin toe dat Babson deze pijplijn gebruikt om medewerkers en studenten te informeren over nieuwe en in opkomst zijnde leertechnologieën. Hierdoor worden veel betrokkenen ook niet meer verrast door veranderingen en nieuwe beslissingen. De pijplijn wordt ook gebruikt voor het evalueren van nieuwe technologieën.

Als gesuggereerd wordt om een leertechnologie in gebruik te nemen, dan volgt een proces van vier fases:

  1. In de concept-fase wordt de technologie verkend en wordt bepaald wat de behoefte is (voor welk probleem is de technologie een oplossing?).
  2. Tijdens de interne testfase vindt onderzoek, benchmarking, het bestuderen van gebruikerservaringen en het onder de knie krijgen van de leertechnologie plaats. Bovendien wordt gekeken naar zaken als kosten. In deze fase wordt in overleg met belanghebbenden besloten of Babson College pilots gaat draaien met de leertechnologie. Er is dus nog geen tool geïnstalleerd of via software as a service in gebruik genomen.
  3. De pilotfase is de derde fase. Een multidisciplinair team van beperkte omvang experimenteert met de leertechnologie. Professionalisering en documentatie maken deel uit van deze fase. Op basis van een checklist, waarin onder meer wordt gekeken naar gebruikersvriendelijkheid, wordt besloten of de toepassing in gebruik wordt genomen. In deze fase wordt ook een zogenaamd G3 team bij het proces betrokken. Op basis van de ervaringen beslist deze groep -waar de CIO onder meer deel van uit maakt- of de nieuwe technologie breed wordt uitgerold, of juist niet. Dit laatste gebeurt ook vaak.
  4. Fase 4 is de uitrolfase. In deze fase wordt fors geïnvesteerd, onder meer in training en ondersteuning.

Keohane illustreert dit proces met een group peer review-tool. Volgens haar reageren betrokkenen positief op deze aanpak. Deze werkwijze genereert betrokkenheid. Een punt van aandacht is wel dat beter over deze aanpak gecommuniceerd moet worden.

Wat ik sterk vind aan deze aanpak, is de zorgvuldige verkenning van leertechnologie, voordat ermee gepilot wordt. Je weet veel beter waar je aan begint. Ook zijn veel belanghebbenden bij het proces betrokken.

Ik vraag me wel af wat de doorlooptijd van dit proces is. Als het erg lang duurt voordat een nieuwe leertechnologie door de pijplijn gaat, dan kan dit negatief van invloed zijn op de motivatie van betrokkenen en kan het innovatie juist belemmeren. Ik ben ook benieuwd wat de gevolgen voor betrokkenheid van medewerkers zijn, als het G3 team dikwijls voorstellen van de pilotteams afwijst.

Ik heb ook de indruk dat deze aanpak goed kan werken bij meer eenvoudige leertechnologieën. Ik vraag me af of deze procedure ook werkt bij meer complexe applicaties. Wat me ook opvalt, is de kloof tussen pilot en uitrol. Dit werkt wellicht bij een relatief klein college. Zou het ook werken bij een instelling met meer dan 10.000 lerenden (kleinschalige pilot vs grootschalige uitrol)?

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.