Onderzoek naar persoonlijk leren met iPads

De iPad kan bruikbaar hulpmiddel zijn bij het realiseren van onderwijs waarbij rekening wordt gehouden met individuele leervragen en -behoeften. Dit heeft waarschijnlijk niet (alleen?) te maken met de eigenschappen van dit ‘device’, maar ook met de gehanteerde didactiek en de professionaliteit van de docent. Een recent master-onderzoek van Mark van de Mortel bevestigt dit standpunt.

Model persoonlijk leren en ipad
Bron: onderzoek Mark van de Mortel

Mark van de Mortel is teamleider VMBO-T bij Scholengemeenschap Sint Ursula in Horn. Verleden week mailde hij me zijn meesterproef (pdf) die hij heeft gemaakt als afronding van de masteropleiding aan de Nederlandse school voor Onderwijsmanagement (die ik begin jaren negentig heb gevolgd).

De titel van de 46 pagina lange publicatie luidt:

Persoonlijk leren met iPads. Effecten op motivatie, leerprestaties en onderwijsrendement in het VMBO-T.

Persoonlijk leren definieert zijn school

als leren dat aansluit bij de levensfase, de reeds beschikbare talenten en de aanwezige voorkennis van de individuele leerling.

Mark stelt dat deze manier van leren in feite meer weg heeft van individualisering (met een sterk sturende rol voor de docent) dan van personalisering (waarbij de lerende meer centraal staat).

Binnen twee klassen 2 VMBO-T en één klas 3 VMBO-T heeft Sint Ursula geëxperimenteerd met de iPad als didactisch hulpmiddel. Mark van de Mortel heeft daarbij gekeken hoe deze groepen ‘scoren’ op motivatie, leerresultaten en onderwijsrendement, in vergelijking met andere groepen uit 2 VMBO-T en 3 VMBO-T. Hij heeft vragenlijsten gebruikt (met open vragen), vijf semi-gestructureerde interviews, en een analyse van de schoolvragenlijst met twee afnamemomenten waarin leerlingen onder meer gevraagd wordt naar leertaakgerichtheid, concentratie in de klas, en huiswerkattitude. Verder heeft hij een analyse van cijfers per schoolvak uitgevoerd, plus een analyse van rapportkwalificaties.

De iPad-klassen bevatten overigens meer leerlingen met een diagnose op het gebied van dyslexie, dyscalculie, PDD-NOS/ASS en ADD/ADHD. Ook bevatten de iPadklassen van 2 VMBO-2 elf leerlingen meer dan de reguliere klassen. Bij de selectie is niet gekeken naar rapportcijfers of volgorde van aanmelding. Leerlingen konden zichzelf, in overleg met ouders/verzorgers, opgeven voor een “iPad-klas”.

De belangrijkste conclusies zijn:

  • Docenten ervaren dat de motivatie in de iPad-klassen hoger is en met name langer in het schooljaar vastgehouden wordt. De analyse van de schoolvragenlijst op de schaal motivatie laat zien dat leerlingen van iPad-klassen met name hoger scoren op huiswerkattitude en concentratie in de klas, maar niet wat betreft leertaakgerichtheid.
  • Leerlingen geven aan beter geconcentreerd te werken in de klas, terwijl docenten vinden dat leerlingen eerder zijn afgeleid.
  • Leerlingen vinden het moeilijk om zich niet te laten afleiden door de verschillende mogelijkheden van een iPad (zoals spelletjes spelen). Leerlingen zijn volgens docenten minder ICT-vaardig dan vooraf werd aangenomen (denk aan het kiezen van een logische bestandsnaam of het zelfstandig gebruik van educatieve apps). Volgens docenten waarderen leerlingen de afwisseling in werkvormen zeer.
  • Leerlingen zijn positief over het remediërend effect van filmpjes met extra uitleg, en andere digitale aanvullende oefenmaterialen.
  • Wat betreft cijferresultaten is er bij de meerderheid van de vakken op drie meetmomenten geen significant verschil tussen de iPad-klassen en de controlegroepen.
  • Na periode 2 laten de iPad-klassen op beide leerjaren procentueel minder onvoldoende rapporten zien dan de controlegroepen. Op het eerste rapport scoren de leerlingen van de iPad-klassen relatief meer onvoldoendes kwalificaties. De leerlingen van de iPad-klassen verbeteren zich dus in de loop van het jaar, en moesten vermoedelijk wennen aan het werken met iPads.
Onvoldoende rapporten
Bron: onderzoek Mark van de Mortel

Over het algemeen biedt dit onderzoek een positief beeld over de resultaten die je kunt bereiken met de iPad als didactisch hulpmiddel inzet. Met name als je in acht neemt dat de iPad-klassen meer leerlingen tellen, en bovendien meer zorgleerlingen hebben. Hierdoor is het lastig om controlegroepen en experimentele groepen met elkaar te vergelijken. Mark meldt ook terecht dat cijferresultaten beïnvloed worden door de didactiek en door docent. Het kan dus best zo zijn dat de iPad-klassen extra deskundige of betrokken docenten hadden.

Dit onderzoek bevestigt echter wel dat het gebruik van dergelijke devices wel degelijk kan bijdragen aan kwalitatief goed onderwijs waarbij wordt ingespeeld op individuele leervragen en -behoeften, terwijl tegelijkertijd goede resultaten worden behaald.

Het is mooi dat Mark gekeken heeft naar de impact van persoonlijk leren met behulp van een iPad op motivatie, leerresultaten en onderwijsrendement. Daarbij heeft hij wel onderzoeksmethodes gebruikt die een subjectief karakter hebben. De meeste deelvragen worden met één methode beantwoord. Meerdere onderzoeksmethodes maken een onderzoek sterker, maar tevens arbeidsintensiever.

Mark van de Mortel schrijft ook dat veel geïnvesteerd is in docentprofessionalisering zodat de iPad ingezet kan worden als hulpmiddel voor meer persoonlijk leren. John Hattie schrijft in Visible Learning onder meer dat ICT effectiever wordt ingezet als sprake is van adequate docentprofessionalisering. Mark geeft niet expliciet aan dit als belangrijke beïnvloedende variabele te zien. Hij concludeert wel:

Aandacht voor deze uitgangspunten (van de school, WR) en intensieve scholing moeten in de toekomst dan ook onderdeel blijven van de begeleiding die de docenten die lesgeven aan een klas die werkt met de iPad als didactisch hulpmiddel.

Naast veel aandacht voor docentprofessionalisering vind ik het inderdaad sterk dat Sint Ursula de iPad vanuit een expliciete visie op leren heeft ingezet.

Het onderzoek biedt jammer genoeg geen zicht op de leeractiviteiten, apps en leerinhouden die de docenten hebben gebruikt. De kwaliteit van de content is namelijk ook van invloed op de kwaliteit van het leren. Zweeds promotieonderzoek laat bijvoorbeeld zien dat veel educatieve content kwalitatief onder de maat is. In Mark’s publicatie lezen we wel dat sprake is geweest van een “grotere variatie in (activerende) werkvormen”, van meer remediërende methodes en van meer digitaal en interactief aanvullend lesmateriaal. Maar welke didactische werkvormen en content zijn gebruikt, wordt niet beschreven. Ook weet je niet hoe intensief docenten bijvoorbeeld gebruik hebben gemaakt van de iPad als didactisch hulpmiddel.

De invloed van nieuwe technologie op motivatie is meestal tijdelijk van aard (het “novelty effect”). Mark geeft dit ook aan. Zijn onderzoek laat echter ziet dat leerlingen ook na een half jaar nog steeds meer gemotiveerd zijn dan de controlegroepen. Dit komt waarschijnlijk niet meer door de ‘vernieuwing’ van de leertechnologie maar door een structureel andere aanpak. Ook lijkt vooral de wijze waarop de iPad wordt gebruikt, bij te dragen aan de mooie resultaten.

Het device op zich lijkt inderdaad vooral een hulpmiddel te zijn dat mogelijk ook vervangen zou kunnen worden door een ander type tablet of laptop. Al scheelt het natuurlijk een ‘slok op een borrel’ als leertechnologie krachtige didactische eigenschappen heeft, en gebruikersvriendelijk is gebruik. Waar het echter vooral om gaat, is dat je goed nadenkt hoe en onder welke voorwaarden je het apparaat inzet.

Download het onderzoeksrapport van Mark (pdf)

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.