Overpeinzingen bij vragen en twijfels rond online leren

De laatste tijd zie ik verschillende berichten over online leren voorbij komen, waarbij ik me bijna niet kan bedwingen om erop te reageren. Tegelijkertijd vergt dat een meer uitgebreidere response dan 280 tekens. Daarom ga ik in deze blogpost in op vier onderwerpen.

  1. Probeer geen nieuwe leerstof te behandelen, maar focus je je op herhalen en oefenen.
  2. We lopen het risico dat bepaalde groepen lerenden nu achter worden gesteld op andere groepen.
  3. Hoe zit het met onze privacy bij live online sessies of instructievideo’s?
  4. Ik ben bang dat beleidsmakers nu denken dat technologie het lerarentekort oplost.

Als je me wat langer kent of weleens hebt horen spreken dan weet je dat ik vooral voorstander ben van een mix van face-to-face en online leren. Volledig online leren is wat mij betreft aan de orde als je praktisch niet fysiek bij elkaar kunt komen. De Open Universiteit richt zich daarom bijvoorbeeld met nagenoeg volledig online leren op een doelgroep die het vanwege diverse redenen lastig vindt om naar een gebouw te komen om te leren. Op dit moment is het uiteraard ook niet mogelijk om fysiek onderwijs te volgen.

De afgelopen dagen zie ik verschillende uitspraken over online leren voorbij komen. Ik zal er vier de revue laten passeren en becommentariëren.

1. Probeer geen nieuwe leerstof te behandelen, maar focus je je op herhalen en oefenen.

Ik lees verschillende waarschuwingen dat je deze periode genoegen moet nemen met herhalen en oefenen. Lerenden zouden niet in staat zijn om nieuwe leerstof te bestuderen, nu zij alleen online leren. Docenten zouden soms de neiging hebben lerenden te overvoeren met opdrachten die zij thuis moeten maken. Al hoor ik echter ook verhalen van leerlingen in het voortgezet onderwijs die binnen anderhalf uur klaar zijn met hun opdrachten.

Ik ken geen onderzoek waaruit blijkt dat online leren cognitief meer belastend is dan face-to-face leren. Wel zijn er niet voor niets richtlijnen voor het werken met beeldschermen. Verder vergt online leren best wel veel van lerenden als het gaat om het plannen van het eigen leren. Vanzelfsprekend moeten lerenden en docenten wellicht wennen aan nieuwe technologie. Dat kost ook inspanningen. Het op korte termijn invoeren van online onderwijs is uiteraard eveneens een zware belasting voor docenten.

Het kan ook best zijn dat mensen die ervoor pleiten geen nieuwe leerstof aan te bieden, weinig vertrouwen hebben in online leren. Of in de huidige, pragmatische, aanpak van online leren. Dat weet ik niet. Onderzoek laat in elk geval zien dat online leren effectief kan zijn, als je zorgvuldig aandacht besteedt aan het ontwerp en aan de didactiek. Als we lang niet naar school kunnen gaan, dan kun je niet volhouden dat we geen nieuwe leerstof online moeten aanbieden.

Daar komt bij dat het lastig is om hierover generieke uitspraken te doen. Je hebt bijvoorbeeld te maken met zeer diverse doelgroepen die nu gebruik maken van online leren: diverse niveaus, diverse leeftijden, verschillende motivaties, veel en minder veel ervaring met leertechnologieën, en zeer diverse thuissituaties. Je kunt een HBO-student niet vergelijken met een leerling uit groep 3.

Als het gaat om effectiviteit, dan is er bij mijn weten ook vooral onderzoek gedaan naar e-learning binnen het hoger onderwijs en bij volwassenen. We weten volgens mij weinig van volledig online leren bij kinderen. Mede omdat we online leren voor die doelgroep normaliter niet inzetten. Daar is normaliter geen urgentie voor.

Wat verwachten we trouwens normaal gesproken van lerenden? Hoelang zouden lerenden per dag moeten besteden aan school of opleiding?
Afwisseling tussen online en offline leren, regelmatig pauzeren en andere dingen doen en voldoende bewegen zijn in elk geval belangrijk. Op school hebben lerenden ook tussenuren, handvaardigheid, of sport en bewegen (doen we dat nu ook technologie ondersteund)? Voorkom in elk geval dat lerenden meer moeten doen dan anders.

2. We lopen het risico dat bepaalde groepen lerenden nu achter worden gesteld op andere groepen.

Dit vind ik inderdaad een zorgwekkende ontwikkeling. Natuurlijk, in ons land zit het met de internetverbindingen meestal wel goed. De enkele uitzonderingen zijn betrekkelijk gemakkelijk te ondervangen. De enkeling die thuis geen ‘device’ heeft, kan er vast eentje op school lenen.
Maar hebben we thuis allemaal een desktop/laptop per persoon? Afhankelijk van de aard van online leren en het type opdrachten dat lerenden moeten maken, heeft een tablet de nodige beperkingen. Er zijn gezinnen waar kinderen ieder hun eigen laptop/desktop hebben. Maar er zijn waarschijnlijk ook genoeg gezinnen, met minder inkomen, waar een desktop/laptop gedeeld moet worden met andere gezinsleden (tot thuiswerkende ouders aan toe). Je kunt dan niet verwachten dat de lerenden allemaal ’s morgens om 9 uur aanwezig zijn in een live online sessie. Vermoedelijk verschilt dit ook sterk per leeftijd en opleiding. Hebben we daar zicht op?

Daar komt bij dat er -zoals gezegd- grote verschillen zijn in het vermogen van lerenden om hun eigen leren te reguleren. Helpen we ze daar nu ook bij?
Verder zie ik voorbeelden van hoogopgeleide ouders (vaak zelf met een onderwijsachtergrond) die kinderen helpen met het maken van schema’s en planningen. Niet elk kind heeft thuis echter een ‘rijke leercultuur’. Dit kan er toe leiden dat de kloof tussen groepen kinderen nog groter wordt. Hebben we als school ook een rol bij het ondersteunen van het leren leren, nu lerenden vanuit thuis online leren? Komen we daar aan toe?

Tenslotte is deze situatie ook zorgwekkend omdat de thuissituatie voor sommige kinderen niet veilig is (seksueel misbruik, psychische en/of fysieke mishandeling).

3. Hoe zit het met onze privacy bij live online sessies of instructievideo’s?

Ik lees over docenten die het een inbreuk op hun privacy vinden als zij via de webcam moeten overleggen met collega’s of als zij geacht worden instructievideo’s te maken. De Autoriteit Persoonsgegevens waarschuwt ervoor dat je niet precies weet waar gedeelde informatie via ‘videobellen’ terecht komt. Je zou ook geen persoonsgegevens moeten delen en speciale, beveiligde, software voor videoconferencing moeten aanschaffen.

Privacy is ook nu inderdaad heel belangrijk. Je moet er inderdaad voor waken om onveilige applicaties te gebruiken. Deel gevoelige gegevens alleen via beveiligde verbindingen. Verder moet je je ook realiseren dat het uiterlijk in feite ook een bijzonder persoonsgegeven is (je verstrekt impliciet informatie over huidskleur, het dragen van een bril, etc).

Je werkt bij live online sessies echter meestal in besloten omgevingen. Instellingen beschikken over verwerkersovereenkomsten met leveranciers. Bij sommige applicaties kan de link inderdaad worden verspreid. Ik ken echter geen voorbeelden binnen het onderwijs waarin dat zonder toestemming is gebeurd. Je kunt eventueel de camera ook uitzetten. Je kunt opnames maken van sessies, maar dat hoeft niet. De informatie wordt niet vastgelegd. Bovendien heb je applicaties waarbij deelnemers anoniem blijven bij opnames.

Volgens mij moet je je in besloten en betrouwbare omgevingen er niet druk om maken dat collega’s en lerenden jouw gezicht zien. Je werkt op school immers ook niet met een zak over je hoofd. Bovendien is het van belang dat je lerenden een gevoel van ‘aanwezigheid’ geeft.

En hoe erg is het dat anderen zien waar je zit? Bovendien kun je je achtergrond in verschillende applicaties ‘blurren’. Je kunt afspraken maken met huisgenoten wanneer je live online overlegt of lesgeeft. En je gaat ook niet naar school in je pyjama. Je kunt dus gênante situaties gemakkelijk voorkomen.

En wat betreft privacy in relatie tot instructievideo’s: bij online instructievideo’s hoef je niet zelf persé in beeld te zijn. Bovendien worden video’s lang niet altijd publiek gedeeld, maar op besloten platforms.

4. Ik ben bang dat beleidsmakers nu denken dat technologie het lerarentekort oplost.

Er zullen ongetwijfeld beleidsmakers zijn die denken dat online leren bijdraagt aan het bestrijden van het lerarentekort. Je kunt inderdaad immers in grote getale deelnemen aan webinars en online colleges, of online content bestuderen. Realiseer je je echter dat dit geen effectieve vorm van onderwijs is, voor tal van doelgroepen en onderwerpen. Al eens geprobeerd om een online webinar over wiskunde voor 100 pubers te verzorgen? Webinars en online colleges zetten geen zoden aan de dijk, als het gaat om bestrijding van het lerarentekort. Wel kun je specifieke expertise beter toegankelijk maken.

Meestal -en zeker binnen het basis- en voortgezet onderwijs- heb je nog steeds een docent nodig die lerenden begeleid. En David Wiley wees er ooit terecht op dat docenten bij online leren ook een beperkte capaciteit hebben wat betreft te begeleiden lerenden (“teacher bandwidth problem”).

Daar komt bij dat er online meer mogelijk dan je waarschijnlijk denkt, maar dat minder online kan dan je op dit moment zou willen. Bijvoorbeeld: een student van SVO Food kan via een instructievideo leren hoe hij een vis moet fileren. Maar uiteindelijk zal de student dit ook moeten oefenen met een fileermes en een werkbank. En dat geldt voor verschillende vaardigheden.

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

2 reacties

  1. Ik zit deze weken ook te vooral te denken aan de extra ongelijkheid die deze situatie gaat opleveren. Kinderen met een rijke leeromgeving thuis gaan misschien nu wel harder vooruit dan normaal, terwijl andere kinderen deze periode vrijwel stil staan.
    Daar maak ik me deze dagen zorgen over. Zeker nu lijkt dat het een langere periode gaat betreffen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.