Stappenplan technology enhanced learning ontwikkelen

Bij het ontwerpen en ontwikkelen van technology enhanced learning (blended of volledig online) doorloop je een aantal stappen. In deze bijdrage werk ik deze stappen verder uit.

Stappenplan TEL ontwerpenIn 2015 heb ik geschreven over een stappenplan voor de ontwikkeling van blended learning.  Dit stappenplan heb ik verder uitgewerkt. Het kan ook worden gebruikt voor het ontwerpen en ontwikkelen van volledig online leren. Ik pas dit stappenplan regelmatig aan op basis van voortschrijdend inzicht en nieuwe bronnen.

Je kunt binnen dit stappenplan verschillende hulpmiddelen en aanpakken gebruiken. In het onderstaande doe ik verschillende suggesties.

Maak daaruit keuzes, laat je inspireren.

Bijgewerkt: 23 januari 2024

Je begint op macroniveau en gaat daarna aan de slag op het niveau van het curriculum (meso) en het niveau van de leersituatie (micro). Docenten, opleiders en ontwikkelaars hebben meestal te maken met de stappen op meso- en microniveau. Leidinggevenden en onderwijskundig leiders (niet persé dezelfde groep) houden zich met het macroniveau bezig.

Macro (organisatie)

a) Context
Binnen deze stap analyseer je de externe invloeden die ertoe leiden dat je aan de slag gaat met blended learning of volledig online leren. We hebben het dan bijvoorbeeld over technologische ontwikkelingen, opvattingen over leren, opleiden en onderwijs, maar bijvoorbeeld ook over de ‘business drivers’ van de organisatie (zoals de noodzaak om de ‘time to market’ van nieuwe producten te verkorten). Tijdens deze stap kijk je ook naar je doelgroep of naar veranderingen op dit gebied (denk aan de toenemende aandacht van een leven lang leren). De context is van belang voor het bepalen van de relevantie van technology enhanced learning. Belanghebbenden worden zich meer bewust van de betekenis van technology enhanced learning voor de eigen organisatie.
Deze stap voer je uit via een documentanalyse, interviews en/of workshops.

b) Huidige situatie
Tijdens deze stap kijk je naar verbeterpunten ten aanzien van je huidige onderwijs of opleidingen. Gebruik bijvoorbeeld een ‘maturity model’ om in kaart te brengen hoe ‘volwassen’ jouw organisatie is op dit gebied. Voorbeelden zijn het European Maturity Model for Blended Education (EMBED) (zie ook mijn bespreking) en het model van Graham et al, dat zich vooral op het niveau van de organisatie richt (zie mijn bespreking).

Andere tips zijn:

  • Begin met het uitvoeren van een snelle analyse van de huidige situatie. Neem een steekproef uit cursussen/vakken. Kijk bij het maken van de analyse niet alleen naar opvattingen van docenten en lerenden, maar naar wat er gebeurt (met name leer- en doceeractiviteiten). Bijvoorbeeld: hoe lang duurt een virtuele klas, wat is de opbouw ervan, hoe hangt deze sessie samen met andere activiteiten?
  • Richt je bij de analyse niet alleen op het ontwerp, de didactiek en de studeerbaarheid, maar ook op socialisatie en digitale studievaardigheden.
  • Maak daarbij gebruik van kwaliteitscriteria voor online leren, en probeer zo veel mogelijk objectieve gegevens te verzamelen (bijvoorbeeld door cursussen/vakken binnen de digitale leeromgeving te analyseren en te kijken naar data over leergedrag).
  • Vraag niet naar zaken die al bekend zijn. We weten dat de werkdruk hoog is. Daar hoef je niet naar te vragen. Houd bij het doen van aanbevelingen wel rekening met die werkdruk.
  • Geef ook aan wat goed gaat. Deel positieve ervaringen.
  • Formuleer realistische verbeterpunten voor de korte termijn. Het realiseren van een ideale vorm van online leren kost waarschijnlijk te veel energie.
  • Maak gebruik van ‘critical friends’ voor het uitvoeren van de analyse. Maar wel van nuchtere en realistische ‘kritische’ vrienden.

Bepaal voor welk probleem leertechnologie een oplossing is? Je analyseert bijvoorbeeld aan de hand van dit beschrijvingskader hoe ICT op dit moment gebruikt wordt binnen je onderwijs. Of aan de hand van het PIC-RAT-raamwerk. Het Triple E Framework kan hierbij ook worden gebruikt. Lees ook de toelichting.
Deze stap zet je dikwijls in het verlengde van de eerste stap (ook tijdens workshops).

c) Doelen technology enhanced learning
Hierbij doel ik niet op leerdoelen, maar op de doelen die je wilt bereiken met blended learning of online leren. Je kunt onderwijs en opleidingen dankzij leertechnologie op verschillende manieren flexibiliseren. Je kunt de kwaliteit van het onderwijs/opleiden versterken (een meer activerende didactiek, de kwaliteit van de begeleiding verbeteren, de praktijknabijheid vergroten, enzovoorts). De doelen die je nastreeft, zijn van invloed op de keuzes die je maakt (bijvoorbeeld ten aanzien van leertechnologie).
Deze stap zet je meestal ook tijdens een workshop. Zie bijvoorbeeld het Raamwerk voor bepalen potentie leertechnologie voor docenten en opleiders.

d) Model technology enhanced learning
Ik onderscheid elf modellen voor blended learning. Een aantal van de elf modellen kan ook worden toegepast op volledig online leren, waarbij meer dan 80% van de leeractiviteiten online plaatsvindt. Ongetwijfeld zijn er nog varianten te bedenken op deze modellen. Deze modellen geven in elk geval richting bij visieontwikkeling. Tijdens deze stap oriënteer je je ook op voorbeelden van andere organisaties. In veel gevallen gaat het dan niet om volledige modellen, maar wel om succesvolle toepassingen. Organisaties denken immers niet altijd in termen van modellen voor technology enhanced learning.
Binnen deze stap maak je onder meer via een workshop een afweging van de voors- en tegens van de verschillende modellen, in relatie tot de doelen die je wilt bereiken. Je kijkt hierbij niet alleen naar wat belangrijk is om te realiseren, maar ook naar de haalbaarheid van een model. Deze haalbaarheid is mede afhankelijk van de mogelijkheden om te investeren in bepaalde leertechnologieën. De verschillende modellen stellen namelijk allemaal op hoofdlijnen bepaalde eisen aan leertechnologieën. Zo heb je in het ene model wel tools voor virtual classrooms nodig, en in het andere model niet.
Als organisatie kun je kiezen voor meerdere modellen. Dat ook afhankelijk van de opleiding of zelfs leereenheid (vak/module/project/arrangement).
Aan de hand van vragen rond variabelen cq ontwerpcriteria denk je na over welk model het beste bij jullie onderwijs past.

e)  Wat moet er gebeuren om technology enhanced learning ingebed te krijgen binnen de organisatie?
Als je een model voor technology enhanced learning wilt invoeren, dan zul je aandacht moeten besteden aan zes clusters van factoren:

  • Machtsverhoudingen en belangen (speelt niet altijd).
  • Leiderschap en strategie (stap a t/m e zijn hierbij belangrijk).
  • Processen en organisatie.
  • Infrastructuur en systemen.
  • Mensen en cultuur (o.a. professionalisering en ondersteuning).
  • Curriculum (komt vooral in het volgende deel van het stappenplan aan de orde).

In deze video licht ik dat nader toe.

Meso

Vervolgens ga je kijken naar het ontwerp van je curriculum. Het ontwerpen van een nieuw curriculum of het grondig herontwerpen van een curriculum vergen de nodige expertise, tijd en energie. Het aanpassen of bijstellen is eenvoudiger en sneller te doen. Ook dit is een systematisch proces.

Je kunt gebruik maken van verschillende ontwerpmodellen:

  • Een voorbeeld is het model van Dick & Carey. Hun model bestaat uit negen stappen. In veel gevallen -zeker in het geval als je een curriculum op basis van evaluaties beperkt wilt aanpassen- kun je ook volstaan met minder stappen.
  • De Carpe Diem-aanpak van Gilly Salmon is ook erg bruikbaar. Ik heb hier ooit een MOOC over gevolgd.
  • Het 5 stages-model van Gilly Salmon beschrijft vijf stappen die je bij online leren moet doorlopen om tot kennis duurzaam te ontwikkelen. Zij onderscheidt daarbij didactische en technologische ondersteuning die noodzakelijk is.
  • Het Community of Inquiry-raamwerk van Garrison en Anderson. Zij benadrukken dat drie elementen van belang zijn voor het creëren van een verdiepende en betekenisvolle leerervaring. Het eerste element noemen de auteurs “cognitive presence”, wat je grosso modo kunt omschrijven als een proces van kritisch denken, het construeren van betekenis door middel van reflectie en discours. Het tweede element is “social presence”, het vermogen van lerenden om zich door middel van communicatie sociaal en emotioneel uit te drukken. Het derde en laatste element is “teaching presence”; het ontwerpen, faciliteren en helpen richting geven aan cognitieve en sociale processen zodat leerdoelen worden behaald.
  • Denk ook eens na over de theorie van het connectivisme, van Siemens en Downes. Deze theorie vind ik vooral interessant omdat deze aan het denken zet over de impact van netwerken die gefaciliteerd worden door internet, en die ook gebruik kunnen worden voor leren.
  • Het Conversational Framework van Diana Laurillard biedt  een gestructureerd overzicht van de interacties die essentieel zijn voor het leerproces en helpt de vraag beantwoorden: “welk type activiteit stelt deze technologie lerenden in staat uit te voeren?”
  • Het ABC-model van UCL. Hiermee kun je in betrekkelijk korte tijd een ontwerp maken.
  • Het spinnenweb van Jan van den Akker. Dit is een generiek model.
  • Hoe geef je effectief blended hoger onderwijs vorm? Een leidraad voor docenten. Van het ExpertiseCentrum Effectief Leren.
  • Het TPACK-model. Al is dit model best wel algemeen.
  • Het IDEAS-raamwerk beschrijft beproefde werkwijzen voor, tijdens en na het verzorgen van een online of blended leertraject. Dit model bevat vierenveertig elementen, verdeeld over zes dimensies, die elkaar beïnvloeden en die aangeven waar je aan moet denken bij de vormgeving van een online of blended leertraject.

Oriënteer je hierbij ook op voorbeelden van de toepassing van blended learning.

Deze stappen doorloop je tijdens een intensieve ontwerpsessie, samen met een groep collega’s. Kijk hierbij weer naar de ontwerpcriteria voor blended learning. Daarbij werken docenten/ontwikkelaars ook aan hun deskundigheid, bijvoorbeeld op het gebied van leertechnologieën. In twee dagen tijd kun je al veel bereiken. Zie ook mijn aanbevelingen bij deze aanpak.

f) Leerdoelen/leeruitkomsten
Je start in elk geval altijd bij leerdoelen of leeruitkomsten (beschrijvingen van wat een lerende dient te weten, begrijpen en toe te passen, waarbij het leerproces relatief open is). Hierbij is het ook heel belangrijk dat je kijkt naar de wijze van beoordelen en de beoordelingscriteria. Binnen deze stap kun je ook gebruik maken van de door Anderson en Krathwohl herziene taxonomie van Bloom (pdf), van de meer globale Piramide van Miller (pdf) of van de SOLO-taxonomie van Biggs en Collis.
Probeer te voorkomen dat lerenden zich alleen bezig houden met ‘onthouden’. Maar realiseer je ook dat lerenden pas kunnen analyseren als zijn feiten begrijpen en onthouden. Een behoeftenanalyse maakt vaak ook deel uit van deze stap.
Nota bene: het is ook mogelijk dat lerenden zelf leerdoelen formuleren.

g) Leerinhouden
Een tweede belangrijke stap op meso-niveau is het identificeren van de leerinhouden: welke kennis, vaardigheden en houdingen moeten lerenden verwerven en ontwikkelen om aan de leerdoelen/leeruitkomsten te werken? Je hebt het dan over onderwerpen/thema’s of vakken. Verder kijk je hierbij naar bronnen en materialen die je kunt gebruiken (boeken, artikelen, video’s, tests, games).

h) Didactische en pedagogische keuzes
Stap drie heeft te maken met de didactiek die je toepast. Welke praktische didactische keuzes maak je ten behoeve van je ontwerp? Laat je daarbij vooral leiden door wat we weten over de effectiviteit van leeractiviteiten. Zelf gebruik ik hierbij regelmatig Merrill’s first principles of instruction, in combinatie met effectieve bouwstenen van didactiek van Tim Surma cs of de richtlijnen van https://www.learningscientists.org. Een alternatief zijn de gouden instructieprincipes van Barak Rosenshine (die komen in feite bij de effectieve bouwstenen van didactiek aan  de orde).

Ik heb Merrill’s principes, de ‘wijze lessen’ van Surma en collega’s en enkele andere gebundeld in Pedagogisch-didactische richtlijnen voor technology enhanced learning.

John Hattie’s werk is ook bruikbaar, al moet je verder kijken dan de effectgroottes. Je kijkt dus vooral naar zaken als het activeren van voorkennis, het geven van feedback en activiteiten om de leerinhoud actief te verwerken.
Hierbij is het ook erg belangrijk om na te denken welke leeractiviteiten online op afstand plaatsvinden en welke tijdens bijeenkomsten. Zie ook: Wanneer asynchroon online leren, synchroon online leren en face-to-face leren?

Denk eveneens na over de vraag of je asynchroon online leren en/of synchroon, live, online leren wilt toepassen.

Ook nu kun je lerenden weer keuzemogelijkheden bieden in leeractiviteiten of hen zelf leeractiviteiten laten bedenken. Goede bronnen bij online werkvormen:

Onderwijs heeft echter niet alleen betrekking op kwalificeren, maar ook op socialisatie en subjectivering oftewel persoonsvorming (het onderscheid is van Gert Biestra). Bij het beroepsonderwijs gaat het niet alleen om vakbekwaamheid, maar ook om aandacht voor beroepscultuur (binding met de toekomstige beroepsgroep en het verwerven van een duidelijke beroepsidentiteit) en beroepsethiek (voorbereid zijn op beroepsethische dilemma’s).  Dat wordt integrale beroepsvorming genoemd.

Vraag je ook af hoe je ICT kunt gebruiken voor het faciliteren van deze pedagogische relatie, met name als het niet mogelijk is om dikwijls fysiek bij elkaar te komen. Eén belangrijk vraagstuk daarbij is het overbruggen van -wat Moore heeft genoemd- de ‘transactional distance‘: er is sprake van psychologische of communicatieve ruimte die de docent van lerenden scheidt in de onderlinge transactie, die plaatsvindt in de gestructureerde of geplande leersituatie. Zie verder: Digitale pedagogiek naast digitale didactiek.

Verder zou je je ook moeten verdiepen in motivatietheorieën en in de complexe relatie tussen motivatie en leren. Zie bijvoorbeeld:

i) Leertechnologieën
In stap vier op meso-niveau besteed je expliciet aandacht aan het verkennen van leertechnologieën. Een leertechnologie is dan een technologie die speciaal voor leren is ontwikkeld, of die ook voor leren kan worden gebruikt (denk aan een wiki of weblog). Deze stap ontbreekt in veel ontwerpmodellen. Ik vind het echter een heel belangrijke stap. Veel ontwikkelaars/docenten/opleiders hebben beperkte kennis van leertechnologieën of voelen zich overdonderd door de enorme hoeveelheid tools waar je over kunt beschikken.
Waar het om gaat is dat je met een didactische bril kijkt naar leertechnologieën. Dat kan op twee manieren:

  • Welke leertechnologie is geschikt om leeractiviteit X mee te faciliteren of versterken (bijvoorbeeld een zelftest of peer feedback)?
  • Welke leeractiviteiten kan ik nu wel organiseren omdat ik de beschikking heb over leertechnologie X (bijvoorbeeld het geven van mondelinge feedback die vastgelegd kan worden dankzij podcasts)?

Ik heb een overzicht met typen leertechnologieën samengesteld. Dit overzicht kan worden gebruikt om leertechnologieën te verkennen of om gericht te zoeken op leertechnologie of leeractiviteit. Daarbij is het van belang om op een verantwoorde manier leertechnologieën/onderwijsapplicaties te selecteren (o.a. rekening houdend met de AVG). Bij de aanschaf van leertechnologie werken docenten als het goed is ook samen met collega’s die zich bezighouden met informatiemanagement, informatietechnologie en privacy/gegevensbescherming.

  • Kijk in eerste instantie naar reeds aanwezige leertechnologieën, die bij voorkeur door de organisatie worden ondersteund. Houd er rekening mee dat waarschijnlijk geen enkele leertechnologie voor 100% voldoet aan jouw wensen. Dat is waarschijnlijk ook niet het geval als je een auto koopt of een vakantie boekt.
  • Wees selectief in het gebruik van leertechnologieën. Je doet er lerenden geen plezier mee als zij zich moeten oriënteren op veel verschillende leertechnologieën.
  • Zie ook mijn aandachtspunten bij het selecteren van leertechnologieën en mijn checklist die je kunt gebruiken bij het maken van keuzes op het gebied van leertechnologieën.
  • Zie ook: Tips voor docenten bij de selectie van tools voor online onderwijs (pdf).
  • Gebruik eventueel het PIC-RAT-raamwerk om na te denken over hoe je leertechnologie kunt gebruiken.
  • Het Triple E Framework heeft ook tools en rubrics die hierbij kunnen helpen. Lees ook de toelichting.
  • Padagogy Wheel (pdf). Honderden apps gekoppeld aan Bloom’s taxonomie, leeractiviteiten en de fasen van het SAMR model. Nogal overweldigend.
  • De universiteit van Maastricht heeft een ‘tool wheel‘ samengesteld. Wat wil je met je lerenden bereiken, en welke leertechnologieën van de universiteit passen daar bij. Er zijn inmiddels meerdere ’tool wheels’ online beschikbaar (uitgaande van de leertechnologieën van de betreffende instelling).
  • Marcel de Leeuwe heeft een overzicht van tools gemaakt waarin hij kijkt naar kosten en tijdsinvestering om de tools te (leren) gebruiken.
  • Jane Hart stelt jaarlijks een top 200 van de meest gebruikte leertechnologieën samen, verdeeld in drie categorieën (persoonlijk leren, werkplek leren, onderwijs/opleiden).

j) Ontwerp maken (synergie)
In de vijfde stap op meso-niveau ontwikkel je op basis van de vier voorgaande stappen een ontwerp. Je maakt dus een overzicht van leerdoelen/leeruitkomsten, bijbehorende leerinhouden, bijbehorende leeractiviteiten en leertechnologieën. Vaak geef je hierbij ook de volgorde aan waarbij je werkt aan de betreffende leeruitkomsten of leerdoelen. Je koppelt werkvormen en leertechnologieën ook aan de niveaus van de door Anderson en Krathwohl herziene taxonomie van Bloom. Dat doe je bijvoorbeeld door gebruik te maken van kaarten waarop je leerinhouden, werkvormen en technologieën hebt beschreven (zie bijvoorbeeld SHUFFLE). Zorg er daarbij voor dat leerinhouden van een concreet niveau zijn. Binnen het TPACK-spel zijn leerinhouden wat mij betreft op een te abstract niveau geformuleerd.
Binnen het ABC-model en de Carpe Diem-aanpak maak je een storyboard waarin je bijvoorbeeld via post-its een processchema samenstelt met werkvormen en leeractiviteiten. Je kunt storyboards ook online maken (bijvoorbeeld met Storyboard That of Storyboard Generator). Het is handig om hierbij het perspectief van de student te kiezen.

Ook maak je binnen deze stap expliciet hoe je beoordeelt.

Je kunt ook een tabel maken met:

  • Een tijdspad (bijvoorbeeld per week).
  • Activiteiten die een docent/opleider uitvoert, bijvoorbeeld ook om lerenden te motiveren.
  • Activiteiten die een lerende uitvoert.
  • Te gebruiken materialen.
  • Te gebruiken leertechnologieën.

Maak wederom expliciet hoe je beoordeelt.

k) Ontwerp uitwerken
Het ontwerp werk je vervolgens concreet uit, bijvoorbeeld in een digitale leeromgeving. In veel gevallen beschik je daarbij over templates die al structuur geven aan het ontwerp. Een handig hulpmiddel hierbij is de blended learning wave.

In deze fase ga je ook aan de slag met het ontwikkelen van instructies op basis van vrij verkrijgbare materialen, op basis van eigen gemaakte multimedia (kennisclips, screencasts, animaties, enzovoorts), en materialen van uitgevers. Saxion heeft een goed stappenplan ontwikkeld voor het maken van kennisclips. Zij besteden daarbij onder meer aandacht aan de multimedia-principes uit Richard Mayer’s Cognitive Theory of Multimedia Learning (erg belangrijk).
Je maakt in deze fase ook opdrachten (individueel, interactief leren, samenwerkend leren), zelftests en feedback. Daarnaast plan je -indien van toepassing- webinars en andere synchrone online sessies.

l) Uitvoeren, evalueren, aanpassen
Het ontwerp is nu af, en de leereenheid (cursus/module/project/arrangement) is ontwikkeld. Het is ook mogelijk om een leereenheid deels ‘agile’ te ontwerpen en ontwikkelen en op basis van ervaringen aan de doorontwikkeling te werken. Een onderwijs- en examenregeling stelt hier grenzen aan. Vervolgens wordt de leereenheid uitgevoerd, geëvalueerd en aangepast. Voor de evaluatie kun je onder weer weer het beschrijvingskader als reflectie-instrument gebruiken.

m) Reflectie

Tijdens het ontwerpproces kijk je voortdurend naar de consistentie van bepaalde beslissingen. Hoe verhouden praktische didactische keuzes zich tot leeruitkomsten? Past de geselecteerde leertechnologie wel bij de didactische keuzes? Hoe verhouden leerdoelen, leeractiviteiten en de wijze van beoordelen zich tot elkaar? Ik heb bijvoorbeeld wel eens meegemaakt dat een opleidingsteam leertechnologie uitsluitend gebruikte voor het overdragen van kennis, terwijl men samenwerkend leren wilde toepassen. Door regelmatig terug te blikken en jezelf vragen te stellen met betrekking tot de consistentie, voorkom je dit.

Je kunt reflecteren om kleine aanpassingen door te voeren (single loop: vervangen, aanpassen en verbeteren van leeractiviteiten, werkvormen en het gebruik van leertechnologieën) of om grondige veranderingen te bewerkstelligen waarbij je bijvoorbeeld ook de leerdoelen, leerinhouden, het didactisch concept en het type leertechnologie ter discussie stelt (double loop: herontwerpen en innoveren). Zie: SAMR. Het beschrijvingskader kan ook tijdens de reflectiefase worden gebruikt, net als het PIC-RAT-raamwerk. Het Triple E Framework kan hierbij eveneens weer worden gebruikt. Lees ook de toelichting.

Micro

Op het niveau van de leersituatie of sessie kun je stap e) tot en met l) ook doorlopen. Dat kost minder tijd en energie. Dit niveau leent zich beter voor agile ontwikkelen dan het meso-niveau.

Inspiratiebronnen (behalve bovenstaande links)

  • Stappenplan blended leren Deltion College (hard copy)
  • Zuyd Hogeschool heeft de Onderwijs Ontwerpcyclus Zuyd ontwikkeld. Deze ontwerpcyclus is een verrijking van een procesmodel voor onderwijsontwerp (zoals het ADDIE-model) met elementen die het ontwerpen van blended learning faciliteren. Het model doet dit door in acht stappen steeds de koppeling te maken naar hulpmiddelen die het ontwerpen van blended learning kunnen ondersteunen.

 

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.