Terugblik op ICT in het onderwijs: pionieren met internet (1996 – half 1999)

In mijn tweede terugblik op ICT in het onderwijs besteed ik aandacht aan de periode waarin het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie pioniert met internettechnologie. Deze periode viel samen met mijn werk bij BVEnet. Ik baseer me hierbij nog steeds op door mij bewaarde exemplaren van Profiel (vakblad voor beroepsonderwijs, educatie en scholing). De eerste terugblik heeft betrekking op de periode tussen 1994 en 1996.

In mei 1996 meldt Profiel dat het Koning Willem I College in Den Bosch bezig is met een nieuwe campus, waarvan de School van de Toekomst deel uit gaat maken. Er wordt een high speed computernetwerk aangelegd. Inmiddels zijn de drie vestigingen van dit ROC al met elkaar verbonden via een ISDN-telefoonnet. Daardoor kun je -zo valt te lezen- via een simpele telefoonlijn videoconferenties houden. Woordvoerder Theo Brinkman ziet ook mogelijkheden om via "distributive learning" nieuwe media gebruiken voor onderwijs aan de regio.

Deze editie bevat ook een impressie van de tweedaagse conferentie over "informatietechnologie in de bve-sector", die dat jaar in Rotterdam plaats vond. De verslaggever schrijft dat het onderwijs zich de les liet lezen door Maurice de Hond, die toen de status van "IT-guru" had:


"Wat er bij u in het onderwijs gebeurt, heeft niets te maken met de werkelijkheid"


zo hield De Hond zijn gehoor voor. De journalist constateert verder ook dat de bve-sector het antwoord vaak schuldig moet blijven op de vraag wat de consequenties zijn van IT voor het onderwijs. De jonge journalist Francisco van Jole wijst de aanwezigen er op dat de digitale revolutie bepaald wordt door jongeren (hij verwijst o.a. naar de jonge internetmiljonairs), terwijl het beroepsonderwijs en de volwasseneneneducatie worden bevolkt door medewerkers van ver boven de veertig.
Het conferentieverslag laat ook zien dat de aanwezigen enthousiast zijn over diverse toepassingen, maar dat de expertise van de aanwezigen op dit gebied sterk verschilt. Ik kan me dat nog goed herinneren. Ik bemenste toen met collega's een stand van BVEnet waar sommige conferentiegangers hun mail kwamen checken, terwijl anderen er de eerste schreden op het internet zetten.

In september 1996 laat Profiel onder meer een aantal scheidende en komende managers aan het woord. In dit interview wordt de hoop gevestigd op technologie als middel om het aantal contacturen te reduceren (met behulp van ICT zou je ook sneller kunnen leren). Extensivering van het onderwijs wordt gezien als een manier om met minder mensen de kwaliteit van het onderwijs op peil te houden. Via teleleren zou je volwassenen kunnen 'bedienen' die door omstandigheden niet in staat zijn naar het fysieke gebouw te komen. Het onderwijs zou ook niet achter kunnen blijven bij de ontwikkeling van de 24-uurs economie. Daarbij benadrukken de managers dat een beeldscherm natuurlijk nooit de vervanger van een docent mag zijn. Zorgen zijn er ook over de adoptie door docenten, die technologie vaak als bedreiging zien.
In dit nummer ook een aankondiging van een nieuw online magazine: de Gids voor Educatieve Technologie, die Profiel is gestart samen met Joop van Schie. Deze gids bevat nieuws en achtergronden over "de nieuwste toepassingen op dit gebied voor de onderwijspraktijk, de onderwijsondersteuning en het bestuurlijk proces van roc's". Ter kennismaking presenteert Profiel drie berichten: over de evaluatie van educatieve software, over educatieve technologie en assessment en over uitdagingen van het beroepsonderwijs. In dit laatste verband wordt onder meer gesteld dat informatietechnologie het dilemma kosteneffectiviteit – rendement van de bedrijfsvoering het hoofd kan bieden.

Het decembernummer van Profiel uit 1996 bevat drie artikelen over ICT in het bve-onderwijs. In het eerste artikel introduceren Pieter de Vries en Ida Bontius de 'C' in ICT. Zij schrijven dat ICT wordt gezien als de Haarlemmer olie voor onderwijsvernieuwing, maar dat het gebruik van ICT -ondanks investeringen in computers en internetverbindingen- nog beperkt is. Ook signaleren zij het gebruik aan "educatieve software" en de onvoldoende bekwaamheden van docenten als knelpunten. Bovendien -zo schrijven zij- is er nog geen echte noodzaak om ICT in het onderwijs te gebruiken. Daarvoor is het onderwijs onvoldoende flexibel.
Het artikel bevat diverse voorbeelden van toepassingen van ICT (met name internet) binnen het onderwijs:

  • ICT als leerdoel.
  • ICT als leermiddel.
  • ICT als instrument voor het trainen van vaardigheden.
  • ICT als organisatorisch communicatie- en informatiesysteem.
  • ICT als leerlingvolgsysteem.
  • ICT als distributiesysteem.
  • ICT als na- en bijscholingsinstrument.

De auteurs concluderen dat er nog heel wat inspanningen moeten worden verricht voordat het onderwijs volledig kan profiteren van "de mooie kanten van ICT". Flexibilisering van het onderwijs is daarbij erg belangrijk. De Vries en Bontius hebben goede hoop dat dit gaat lukken.
Cor van Dijk, destijds voorlichter bij BVEnet, gaat in het tweede artikel in op ICT als instrument om het bestaande onderwijs te verbeteren versus ICT als middel om nieuw onderwijs mee vorm te geven (evolutie- versus revolutiestandpunt). Hij positioneert BVEnet als project dat een revolutionaire strategie bepleit: niet alleen de mogelijkheden van ICT ontdekken, maar tevens nadenken over nieuwe manieren van leren met behulp van ICT. Tegelijkertijd, schrijf Van Dijk, wil BVEnet ook de "evolutionisten niet van zich vervreemden".
In artikel drie komen Paul Kirschner en Dieuwke de Haan van de Open Universiteit aan het woord. Zij hebben onderzoek gedaan naar telematica in het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie. De onderzoekers concluderen dat het onderwijs grote behoefte heeft aan "telematicatoepassingen in het algemeen en aan BVEnet in het bijzonder om de primaire, ondersteunende en bestuurlijke processen te verbeteren". Tevens constateren zij dat de praktijk nog ver achter blijft bij de ambities. Kirschner stelt onder meer dat IT-projecten als COMENIUS en ENTER een "wagenpark" hebben opgeleverd dat nu al (eind 1996) verouderd is. Slechts gemiddeld 5% van alle werkplekken voor cursisten heeft internettoegang. Zij constateren ook dat er weinig formatie is voor ICT-ondersteuning en dat managers "het gemis aan it-deskundigheid als grootste knelpunt ervaren". Paul Kirschner pleit er eind 1996 ook voor dat

"omgaan met Internet onderwezen moet worden vanuit de vraag: Hoe definieer ik mijn vraag zodat ik snel de juiste plek vindt op het wereldwijde web".


Ook stellen de onderzoekers dat managers veel wensen hebben, maar dat er nog amper sprake is van uitgewerkt beleid. Zij hopen ook dat docenten meer met elkaar gaan samenwerken en taken onderling verdelen.

In het januarinummer van jaargang 1997 doet de toenmalige voorzitter van de adviesraad van BVEnet, Liny Toenders, verslag van een reis naar de twaalfde IT conferentie van de League for Innovation van Amerikaanse community colleges. Maar liefst 71 Nederlanders zijn hier naar toe geweest. Toenders geeft aan dit keer niet meer thuisgekomen te zijn met stapels papier, maar met "een hele reeks website-adressen" (begrippen als 'homepage' en 'website' werden toen nog cursief geschreven). Zij geeft aan diverse ROC's deze reis hebben gebruikt voor de ontwikkeling van eigen ICT-beleid. Zij schetst verder met verbazing hoe snel de ontwikkeling van internet gaat:


Het is niet de zoveelste hype, die wel weer overgaat. Het gaat door mét u of zonder u!


waarschuwt Toenders. Vooral afstandsleren via internet ontwikkelt zich volgens haar snel. Liny Toenders meent dat de betekenis hiervan in het Nederlandse BVE-veld ernstig onderschat wordt.

Naar aanleiding hiervan heb ik in 1997 een online cursus "Using the Internet" gevolgd bij het Foothill College. In het juninummer van Profiel doe ik daar verslag van. Ik concludeer hierin dat de cursus zelf beperkt gebruik maakt van de mogelijkheden van internet. Het artikel staat nog steeds op mijn website.

Diverse nummers uit 1997 besteden aandacht aan verschillende experimenten met internettechnologie, mede dankzij een aparte rubriek van BVEnet. Een voorbeeld is een correspondentieproject van cursisten basiseducatie met Engelse collega's via e-mail (hoe werken attachments, lastig a synchroon communiceren).
Opvallend is ook dat veel van de genoemde technologieën op dit moment alleen nog in een computermuseum terug te vinden zijn (Netscape 2.0, AltaVista, Gopher).
Er is in deze periode ook aandacht voor de noodzakelijke extra financiering (via het actieprogramma "Investeren in voorsprong"), en voor het monitoren van het gebruik van ICT (neemt toe, maar niet in het primair proces). De docent wordt als spil gezien, en zou gefaciliteerd moeten worden om ICT te gebruiken. Bijvoorbeeld door elke docent een e-mailadres te geven en "continu in-service training" aan te bieden (september 1997).

Berend van de Weerdt beschrijft in oktober 1997 een paradigmaverschuiving als gevolg van ICT. Hij illustreert dat er "nauwelijks nog muren om de klas heen staan", en voorspelt dat het onderwijs meer transparant zal worden waarbij de docent de rol van kennismakelaar zal vervullen (filter en gids).


De kennis zal voor een belangrijk deel via het scherm gaan verlopen.


voorspelt De Weerdt. Dit vraagt om een andere didactiek, en andere vaardigheden. Berend de Weerdt geeft in deze bijdrage ook aan dat het internet weinig te bieden heeft voor leerlingen met een accomoderende leerstijl, terwijl het beroepsonderwijs veel van dergelijke leerlingen kent.


Niet voor niets is het internet bij scholieren nauwelijks populair: er is weinig beschikbaar waar ze zich in herkennen.


Het oktobernummer van Profiel maakt ook melding van de oprichting van een nieuw procesmanagement ICT. Het BVE-veld fronst hierbij haar wenkbrauwen aangezien het implementatieplan van dit procesmanagement nauwelijks rept over het bestaan van BVEnet en "de sfeer van het algemeen voortgezet onderwijs'" ademt.

Het decembernummer 1997 is grotendeels gewijd aan ICT in het onderwijs. Een consultant van Cap Gemini benadrukt de beheersmatige gevolgen van de invoering van ICT in het onderwijs (personele gevolgen, IT-beheer, etc.).In een tweede artikel wordt geschreven over ervaringen met het taalprogramma Nieuwe Buren ("Er zijn nog geen gegevens over het harde rendement"). Artikel drie gaat over begeleiden op afstaand met behulp van ICT. Dat blijkt voor lang niet voor iedereen een "eitje" te zijn. De auteur merkt op dat organisatorische en technische problemen veel tijd kosten, en dat docenten bovendien te maken krijgen met meerdere veranderingen (niet alleen met de invoering van ICT in het onderwijs). Lang niet alle docenten zijn gemotiveerd er mee aan de slag te gaan (dankzij onbekendheid met het medium en de noodzakelijke tijdsinvestering). Opvallend: het "gevreesde onpersoonlijke karakter van communicatie via het scherm" blijkt erg mee te valen. Begeleiden op afstand blijkt overigens vooralsnog geen tijd en geld te besparen.
In een vierde artikel komt Jeroen Onstenk aan het woord. Onstenk doet eind 1997 onderzoek naar de resultaten van BVE2000-projecten. Hij heeft -ondanks de nodige tijdvretende ICT-problemen- een groot aantal programma's bekeken en constateert dat veel producten vooral aandacht besteden aan vorm en technologie, maar inhoudelijk en didactisch "rechttoe rechtaan zijn". Veel programma's, constateert Onstenk, hebben veel kenmerken van "strikt gestuurd leren". Hij beveelt daarom aan meer aandacht te schenken aan de onderwijskundige kant van projecten. Tevens waarschuwt hij voor te hooggespannen verwachtingen als het gaat om de bijdrage van ICT aan beter en aantrekkelijker onderwijs.

In februari 1998 schrijft Profiel over additionele middelen voor vernieuwingsprojecten. Volgens de journaliste zijn ROC's van plan deze middelen vooral in te zetten voor zelfstandig leren, voor experimenten met ICT en inbedding van de resultaten van BVEnet-projecten. In verschillende nummers van de jaargang 1998 wordt ook aandacht besteed aan de ICT-ervaringen van verschillende regionale opleidingen centra. Veel aandacht is daarbij voor het meekrijgen van docenten. Docenten zouden overtuigd moeten zijn van de mogelijkheden, en beschikken over de nodige technische faciliteiten. Ook pleit de voorzitter van de taakgroep ICT van ROC Twente Plus er voor om keuzes zo laag mogelijk in de organisatie te laten maken. Vanuit het groene onderwijs waarschuwt Andries de Vries er voor om rekening te houden van de lokale context, en teams niet te veel te dwingen tot gemeenschappelijkheid met andere scholen. De Vries ziet ook een "prachtige kennisbank" voor zich waar docenten bronnenmateriaal aan collega's beschikbaar stellen.

Ik beschik helaas niet meer over nummers van Profiel uit de periode tussen juli 1998 en maart 1999. Terwijl in die periode wel het nodige gebeurd is op het gebied van ICT in het onderwijs, en er vast ook in Profiel over geschreven is. De contouren van Kennisnet kregen steeds meer vorm, getuige ook de column van Haye van der Werf over de relatie tussen BVEnet en Kennisnet. Van der Werf suggereert hierin dat beide initiatieven ook naast elkaar kunnen blijven bestaan. Een bedrijf als Baan bestaat immers ook naast "de kleine Website-bouwers en ideële providers op zolderkamers of in een Jordanees soutterain". Aan de andere kant geeft Haye ook het voorbeeld van Xs4All dat wordt overgenomen door KPN-Telecom…..

Verder wordt in dit nummer ook aandacht geschonken aan begeleiding op afstand ("Computer brengt mensen bij elkaar"). ICT wordt steeds meer een belangrijk hulpmiddel bij begeleiding van lerenden, concludeert de auteur. In dit artikel beschrijft de journaliste ook dat de elektronische leeromgeving TopClass wordt ingezet. Ger Roelen van -toen nog- het Albeda College illustreert dat je docenten en leerlingen actief moet benaderen om het te betrekken bij het project Schrijfnet. Docenten hebben volgens Roelen nog last van koudwatervrees. Verder aandacht voor motivatieproblemen bij leren op afstand (fysieke bijeenkomsten zijn daarvoor belangrijk, en ook videoconferencing).


Leren via Internet is in principe heel vrijblijvend. Je moet er zelf voor zorgen dat je regelmatig studeert. Dat is makkelijker als je afspreekt met anderen.


De laptops, op de begeleidende foto, doen overigens antiek aan.

In dit nummer is tenslotte ook aandacht voor WEBnet, een initiatief van COLO ten behoeve van de gegevensuitwisseling rond beroepspraktijkvorming (stages) tussen landelijke organen (de huidige kenniscentra), scholen en leerbedrijven.

Rond deze tijd werd ook geconcludeerd dat het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie de pionierfase voorbij was. Ik vond het tijd voor wat anders en ben ik mei 1999 gaan werken bij Siennax, een startend internetbedrijf dat zich ook bezig hield met -wat we toen noemden- flexible distance learning.

In een derde bijdrage zal ik vooral ingaan de opkomst van Kennisnet, en op een special over ICT uit maart 2000. De laatste bijdrage in het kader van deze terugblik bevat dan reflecterende opmerkingen.

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.