Verlaat het e-portfolio de fase van desillusie?

Elektronische portfolio's kunnen worden gebruikt voor een leven lang leren, maar daar moet wel wat voor gebeuren. Dat stelt Dian Schaffhauser in Here, There, & Everywhere. Zij richt zich daarbij op het hoger onderwijs, maar ik vind haar bijdrage ook relevant voor andere onderwijssoorten.

In deze bijdrage stelt de auteur dat het e-portfolio bij ongeveer 40% van alle instellingen voor hoger onderwijs is ingevoerd. Deze instellingen hebben daarbij geïnvesteerd in systemen, terwijl nu de vraag wordt gesteld of niet gebruik gemaakt moet worden van user-centric technology zoals web 2.0-tools.

Verder beschrijft Schaffhauser hoe het e-portfolio wordt ingezet. Daarbij stelt zij dat het animo om een e-portfolio bij te houden, vermindert als de lerenden verplicht worden er een bij te houden. Zij noemt dit de "death knell" voor het e-portfolio als instrument voor een leven lang leren. Daarnaast wordt het verplicht bij houden van een e-portfolio ook beschouwd als een 'niet-authentieke' leeractiviteit (bijvoorbeeld: wat is de relatie met het beroep dat je wilt gaan uitoefenen?). Het artikel stelt ook dat de gebruikte technologie van invloed is op de acceptatie van het e-portfolio, en dat a "hodgepodge of standards" de ontwikkeling van een "gezond ecosysteem" voor het ondersteunen van een e-portfolio voor een leven lang leren, belemmert.

Het artikel beschrijft ook een casus van een promovenda, die vast liep met haar onderzoek. Via haar moeder was zij persoonlijk betrokken bij het onderwerp (mensenrechten). Zij startte een e-portfolio om te reflecteren, waarna dit elektronisch portfolio zich ontwikkelde tot een online community.

Er zullen uiteraard maar weinig e-portfolio's zijn die deze status bereiken. Maar wat dit voorbeeld wel illustreert, is dat het bijhouden van een e-portfolio voor lerenden 'betekenisvol' en authentiek moet zijn. Schaffhauser geeft hierbij ook aan dat deze casus een ander punt aanstipt: wat gebeurt met het e-portfolio -de community- als de promovenda klaar is met promoveren en de universiteit verlaat? En wie is eigenaar van de data?

Het moet dus in elk geval mogelijk zijn om data uitgewisseld kunnen worden tussen e-portfolio omgevingen (interoperabiliteit). Dat maakt standaarden voor data noodzakelijk, en daar blijkt het nog steeds aan te ontbreken als je Here, There, & Everywhere mag geloven. Gedacht wordt aan een vast format en uniforme conventies rond "tagging". Dit zou de adoptie van het e-portfolio voor werkgevers kunnen vergemakkelijken aangezien zij dan beter in staat zijn om e-portfolio's met elkaar te vergelijken.

Er wordt in het artikel ook gesproken over het initiatief van een instituutsonafhankelijk e-portfoliosysteem, waarbij de lerende zelf kan bepalen wie toegang heeft tot welke onderdelen van zijn of haar e-portfolio.

Schaffhauser schrijft ook dat de firma Gartner de "Hype Cycle for Education, 2009" heeft ontwikkeld. Door middel van 'hype cycles' laat Gartner zien dat elke technologie een bepaalde ontwikkeling door maakt:

  1. Fase van overdreven enthousiasme (overenthusiasm)
  2. Fase van desillusie (disillusionment)
  3. Fase van geleidelijke verbetering (gradual improvement)

Volgens Gartner beweegt het e-portfolio zich nu vanuit de tweede fase naar de derde fase. Het zou wel nog twee tot vijf jaar duren voordat het e-portfolio de fase van geleidelijke verbetering bereikt en het plateau van productiviteit bereikt. Om dat te bereiken moeten volgens Schaffhauser een aantal blokkades worden weggewerkt. Behalve de behoefte aan standaardisatie zijn dat

  • De kosten (gelukkig kun je met behulp van gratis 'cloud services' oom een e-portfolio ontwikkelen).
  • Identity en access management (ben je echt wie je zegt wie je bent, en welke rechten heb je op basis daarvan?)

Tenslotte legt Schaffhauser ook de relatie met de persoonlijke leeromgeving. Zij haalt Helen Barrett aan die stelt dat een e-portfolio bedoeld is voor conversatie, en niet voor presentatie. Het zijn juist web 2.0 technologieën die geschikt zijn om die conversatie mee vorm te geven.

Het artikel illustreert wat mij betreft dat de praktijk van het e-portfolio nog steeds op twee gedachten hinkt. Standaardisatie en structuur versus openheid, conversatie versus presentatie. Wellicht is een e-portfolio dat voor meerdere doeleinden gebruikt kan worden, de oplossing om uit dit dilemma te komen, zoals het artikel zelf ook suggereert.

Maar het is geen oplossing voor de vraag of een instituut voor het e-portfoliosysteem moet zorgen, het individu zelf of een onafhankelijke instantie.

Ik weet dat er ook gedacht wordt aan oplossingen die tussen e-portfolio's worden geplaatst, en voor de vertaalslag tussen systemen moeten zorgen. Maar ook dat is een erg complex, zo niet onuitvoerbaar, concept. Ontwikkelaars van verschillende systemen (van individuen, organisaties uit diverse onderwijssoorten, tal van branches) zullen het dan bijvoorbeeld met elkaar eens moeten worden over de gehanteerde semantiek. Bovendien vraag ik me af in hoeverre ontwikkelaars van 'web 2.0' instrumenten hier een actieve rol in gaan spelen. Hun oplossingen dienen immers eigenlijk een ander doel, en nu zouden zij zich moeten commiteren aan e-portfolio standaarden.

Een nogal complexe materie. Maar daar zal wel een oplossing voor gevonden moeten worden, wil een e-portfolio voor een leven lang leren gebruikt kunnen worden. Misschien moeten we kiezen voor de meest eenvoudige, maar wel arbeidsintensieve, oplossing: migreren via knippen en plakken, of accepteren dat elk e-portfolio anders is.

Als we een e-portfolio echt betekenisvol vinden, nemen we dat ongemak wellicht op de koop toe.

Via Helen Barrett

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

3 reacties

  1. Boeiende ontwikkeling! Zegt dit niet ook dat een portfolio m.n. gaat werken wanneer de eigenaar zelf het als een zinvol instrument beschouwd?
    Heb vaak de vraag gesteld welk probleem wordt opgelost met de invoering van een portfolio. En dan vanuit het perspectief van de lerende….

  2. Beste Willeke,
    Vermoedelijk hebben alle beleidsmakers daar nog nooit over nagedacht. Controle en nog meer controle dat is de belangrijkste rol die ik op dit moment in het onderwijs zie voor het portfolio.

  3. @Willeke: ja zeker. Ik geloof overigens dat je lerenden kunt overtuigen van het betekenisvolle karakter van een e-portfolio. Maar dat doe je niet -zoals vaak gebeurt- door het e-portfolio als een middel te gebruiken, los van het onderwijs. Maar wel door dit instrument bijvoorbeeld te gebruiken als de manier om de ontwikkeling tot academicus of beroepsprofessional inzichtelijk te maken. Niet elke student/leerling volgt in die situatie dan hetzelfde leertraject.
    @Edwin: daar hebben we toch leerling/studentachtervolgsystemen voor?

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.