Waarom we ‘platformisering’ van onderwijs en opleiden niet moeten nastreven

Je leest vaker over organisaties die Netflix of Spotify van onderwijs en opleiden willen zijn. Er zijn echter voldoende redenen waarom we ‘platformisering’ van onderwijs en opleiden niet moeten willen.

Tot voor kort waren organisaties verantwoordelijk voor het ontwerpen, produceren, assembleren, distribueren en verkopen/leveren van goederen en diensten. Digitalisering heeft in een aantal bedrijfstakken echter geleid tot ‘ontketening van de waardeketen’: de volgorde van ontwerpen tot en met leveren is drastisch dan veranderd. Willy Braun schrijft hierover:

Digital has allowed the elimination or merge of certain sequences as well as the incorporation of a new tool, the platform, in the value creation chain. Platforms are open intermediary interfaces through which suppliers and customers meet.

Deze ontwikkeling wordt ‘platformization’ genoemd. Wellicht het beste te vertalen met ‘platformisering’.

Er zijn ook mensen en organisaties in onze ‘branche’ die hiervan dromen, en zich profileren als Netflix of iTunes van onderwijs en opleiden. Een decaan van een Amerikaanse business school heeft bijvoorbeeld geschreven dat basiskennis gratis of gesubsidieerd beschikbaar komt (denk aan de gratis versie van Spotify). Een academische graad met veel marktwaarde zou dan tegen betaling behaald kunnen worden (te vergelijken met een ‘CD’ kopen via iTunes), terwijl kwalitatief hoogstaand campusonderwijs voor veel geld gevolgd kan worden (een duur popconcert).

Amy Ahearn maakt echter duidelijk waarom dit geen wenselijke ontwikkeling is en waarom de gebruikte metafoor ook niet relevant is:

  • Je moet wel heel veel ‘liedjes’ verkopen, wil je er van kunnen leven. De platforms verdienen veel meer geld aan de verkoop. Volgens haar zie je dit nu al gebeuren bij initiatieven als Lynda.com of Skillshare. Daar komt bij dat op het gebied van onderwijs relatief veel vrouwen werkzaam zijn. Dit verdienmodel zou met name voor vrouwen negatief kunnen werken, meent Ahearn.
  • Leerervaringen zijn uitdagend en niet gemakkelijk te ‘consumeren’. Lerenden moeten hard werken en zich vaak door de leerstof heen worstelen. Als je op Netflix een film niet interessant vindt, dan stop je. Bij leren is dat juist niet de bedoeling. Je zult als aanbieder moeten investeren om uitval te voorkomen.

Volgens Ahearn is het onderwijs hier zelf deels schuld aan omdat men met massive open online courses de indruk heeft gewekt dat kwalitatief hoogstaand onderwijs gratis kan zijn:

When we gave away all of these great online teaching and learning materials, we also undercut the value of the instructional design work that was taking place behind the scenes.

Zij stelt ook dat betaalde online cursussen sterk in prijs variëren, maar dat het vooral de platforms zijn die financieel ervan profiteren.

Volgens Ahearn zijn er echter ook voordelen aan ‘platformisering’:

  • Iedereen kan docent worden (niet iedereen is uiteraard een goede docent).
  • Docenten hoeven zich niet druk te maken om de technologie, maar kunnen zich focussen op ontwerp en inhoud (docenten die werkzaam zijn voor instellingen hoeven dat vaak ook niet).
  • Platforms kunnen ook leiden tot meer vraag (maar ook zo veel dat je er van kunt leven?)

Amy Ahearn concludeert

As online platforms commodify instruction into downloadable, viewable modules, we’re at a critical moment when we need to consider how much we are willing to compensate people for the work that goes into well-designed learning experiences and curriculum. Online learning is still a wild west industry. So as the norms and business models are set, we need to keep raising questions around whose work gets valued and why.

Ik kan me inderdaad niet aan de indruk onttrekken dat ‘digitalisering’ moderne vormen van slavernij in de hand kan werken. Daarbij doel ik bijvoorbeeld op de bekritiseerde behandeling van Uber-chauffeurs, op de doorgeslagen flexibilisering bij bezorgbedrijven als UberEats of de slechte arbeidsomstandigheden bij Amazon. Bepaald geen fraai voorbeeld voor onderwijs en opleiden.

Ik heb me verder al eerder kritisch uitgelaten over vergelijkingen met Netflix (check Leren a la Netflix? en Netflix voor het onderwijs kan leiden tot didactische drama’s). Onderwijs en opleiden is complexer en meer omvattend dat het zenden van informatie. Verder deel ik de kritiekpunten van Ahearn.

Ik ben het niet volledig eens met de kritiek op MOOCs. Deze zijn inderdaad vaak ontwikkeld met additionele subsidie, maar ook met andere doelen dan ‘gratis onderwijs’ aanbieden. Denk aan het geven van inzicht in de opbouw van een academische cursus, aan kennis beschikbaar stellen aan lastig te bereiken doelgroepen of aan experimenteren met nieuwe vormen.

 

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

2 reacties

  1. Mooi stuk Wilfred,
    Mooi om te zien hoe actueel Michael Rappa’s website http://digitalenterprise.org nog steeds is, hoewel de namen steeds veranderen. Ik ga Ahearn’s stuk ook maar eens lezen, want ik snap niet waarom vrouwen hier meer last van zullen hebben dan mannen.
    Ik weet ook niet of de digitalisering per se leidt tot verslechterende arbeidsomstandigheden, of de algemene maatschappelijke visie dat arbeid te duur is, kennis niet relevant en gratis is (zie de discussie over de lonen van journalisten) en bedrijven niet investeren in arbeidsomstandigheden (zie bijvoorbeeld het artikel over het gebrek aan ondersteuning aan FB-censors).
    Wat hier eigenlijk beschreven wordt is de beweging van open educatie van idealistisch, maatschappelijk en open naar gesloten, privaat, winstgericht. Wat interessant zou zijn is om te kijken of dat een deels Anglo-saksische beweging is, terwijl het geloof in open educatie (onderwijs als publiek goed) in Europa en Afrika nog bestaat?

  2. Dank, Frank. Aangezien vrouwen volgens de auteur binnen het onderwijs in de meerderheid zijn, zouden zij het zwaarst getroffen worden. Wellicht dat digitalisering niet leidt tot verslechterde arbeidsomstandigheden. Silicon Valley lijkt wel conservatief-libertaire kapitalisten en ‘vulture-capitalists’ aan te trekken. Het zou best kunnen dat ook op dit terrein er sprake is van een Rijnlandse vs Angelsaksische benadering. China past m.i. bij de tweede benadering. Afrika kan ik moeilijk duiden. Verder heb je natuurlijk ook in de VS en UK veel aanhangers van de ‘Rijlandse’ benadering. Net zo goed als dat in Europa adepten van de Angelsaksische benadering actief zijn.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.