Wat betekent ‘gratis’? (#nelc10)

Ik ben gisteren naar dag 1 van het nationale e-learning congres geweest. Ik zal in willekeurige volgorde bloggen over de diverse bijdragen.

Gary Woodill van adviesbureau Brandon Hall ging in op gratis tools, die je voor e-learning kunt gebruiken. Hij deed dat op afstand via de niet-gratis applicatie Centra. Vragen konden via de chatoptie worden gesteld (door één persoon tegelijkertijd) of via Twitter. Collega Janet Clarey modereerde. Vlekkeloos liep dat niet (de accu van de laptop in Eindhoven was op een gegeven moment leeg….).

Woodill leidde eerst de ontwikkeling van e-learning 1.0 naar e-learning 2.0 kort in. Hij sleepte er zelfs good old Ivan Illich bij om te illusteren dat veel kritiek te uiten is op het sterk instructiegericht karakter van e-learning 1.0 (met veel controle op het leren van cursisten. Bij e-learning 2.0 gaan we naar en model van "self service": de lerende heeft zelf meer de touwtjes in handen, en heeft een meer actieve rol bij het leren (co-creatie).

Gary Woodill ging vervolgens -aan de hand van het boek "Free" van Chris Anderson- in op vier business modellen rond 'gratis':

  • Direct cross subsidies: jij doet wat voor een ander, en die doet wat terug (gesloten beurzen).
  • Three party market: je kunt gratis gebruik maken van een applicatie, maar je moet wel reclame voor lief nemen.
  • Freemium: je kunt gratis gebruik maken van bepaalde diensten (bijvoorbeeld een basisversie van software, maar je betaalt voor extra's (zoals een betere versie).
  • Nonmonetary markets (gift economy): je geeft het ene gratis weg, maar he je betaalt voor iets anders (blogs zijn gratis toegankelijk, maar je betaalt voor persoonlijk advies).

Woodill illustreerde ook dat mensen liever meer geld krijt zijn voor een goed product, dan een beetje geld voor een inferieur product. Maak je het goede product goedkoper en het inferieure product gratis, dan kiest men voor 'gratis' (one penny gap).
Vervolgens behandelde hij heel veel verschillende gratis e-learning tools (zoals elektronische leeromgevingen, assessmenttools en projectmanagementtools). Wat mij betreft had hij daar korter bij stil mogen staan, en langer bij een veranderende didactiek.

Wat betreft het stellen van vragen: via de chatbox werd daar geen gebruik van gemaakt. Verder werd wel getwitterd, maar was ik volgens mij de enige die vragen stelde. Daarbij viel het me op dat het lastig is om meer conceptuele vragen in 140 tekens te stellen (bovendien in een taal die niet je moedertaal was). Voor Gary was het lastig daar adequaat op te reageren. En doorvragen via Twiter is tijdens een presentatie lastig.

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

Een reactie

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.