Tien tips voor de implementatie van (t)e-learning

Gistermiddag ben ik door Hans van Gennip van het ITS geïnterviewd over de implementatie van (t)e-learning. Hans gebruikt onder andere dit interview voor de ontwikkeling van een implementatiewijzer. En volgens mij wordt dat een heel aardig product, dat over een tijdje vrij beschikbaar komt. Dit interview is voor mij aanleiding om tien tips voor de implementatie van (t)e-learning op een rij te zetten. Het zijn niet de enige tips die te geven zijn. Maar naar mijn ervaring wel belangrijke tips.

  1. Besteed bij de implementatie integraal en op een gefaseerde manier aandacht aan het curriculum, management en organisatie, de ‘mens’-kant (o.a. professionalisering) en aan de infrastructuur. Meer informatie: Rubens, W. & Dollevoet, R. (2007). Implementatie. Succes of hobbels en beren?. In: Leren in Organisaties over e-learning, 7/3, 34-37.
  2. Communiceer met docenten en lerenden over nut en noodzaak van de inzet van technologie. Met welk doel en op welke manier wil je een bepaalde technologie binnen het onderwijs inzetten? Je kunt daarbij ambitieuze, strategische doelen hebben, zoals de flexibilisering van het onderwijs (maak daarbij op een realistische en concrete manier duidelijk waarom flexibilisering belangrijk is). Maar je kunt ook eenvoudige, meer operationele doelen formuleren (bijvoorbeeld meer afwisselende werkvormen aanbieden). Het is in elk geval van belang dat docenten een bepaalde mate van ‘eigenaarschap’ gaan voelen bij (t)e-learning. ‘Eigenaarschap’ bereik je o.a. door degenen die -in dit geval- ICT in leersituaties moeten toepassen, ook medeverantwoordelijk te maken voor de
    ontwikkeling ervan.  Ook lerenden zullen het nut en noodzaak van technologie moeten inzien. Waarom zou je bijvoorbeeld lerenden gebruik moeten laten maken van een chatfunctie binnen een elektronische leeromgeving, als men al MSN gebruikt om met elkaar te chatten over het onderwijs?
  3. Maak gebruik van technologie die past bij je leerdoelen, leeractiviteiten en andere aspecten van het
    curriculum. Dat betekent ook dat je met eenvoudige technologie didactisch heel zinvolle leeractiviteiten kunt uitvoeren. Webquests zijn daar een voorbeeld van. Maar laat je ook beïnvloeden door de mogelijkheden van nieuwe technologieën.
  4. Voorkom vrijblijvendheid bij de inzet van ICT in het curriculum.
    Het (Nederlandse) onderwijssysteem gaat voornamelijk uit van extrinsieke motivatie. Lerenden worden beloond met punten, certificaten en diploma’s als ze bepaalde resultaten boeken. Dat heeft tot gevolg dat lerenden vooral die dingen doen waar zij op worden afgerekend. Het gebruik van ICT hoort daar vaak niet bij. Bijvoorbeeld: binnen een cursus moeten deelnemers 90% van de bijeenkomsten bijwonen en zes opdrachten maken. Verder hebben zij de mogelijkheid om met elkaar via een elektronisch forum te discussiëren. En wat blijkt: alleen de enkele intrinsiek gemotiveerde lerende maakt hier gebruik van waardoor het akelig stil is op dat forum. Als een online discussie expliciet deel uit zou maken van een te beoordelen opdracht, dan zou het forum veel beter gebruikt
    worden. Integreer het gebruik het technologie dus binnen te beoordelen leeractiviteiten.
  5. Toon als management daadwerkelijk leiderschap. Dus  leiderschap dat de daad bij het woord voegt. Dus niet alleen zeggen dat je (t)e-learning belangrijk vindt, maar ook voldoende faciliteiten ter beschikking stellen, ondersteuning bieden, enzovoorts. Zie bijvoorbeeld Technology in Schools van Fadel en Lemke. Wil je bijvoorbeeld als management dat weblogs worden gebruikt voor kennisdeling? Gebruik daar dan zelf ook weblogs voor, en zorg dat kennis delen onderdeel uit maakt van het werk van de werknemers.
  6. Zorg er voor dat de te gebruiken technologie stabiel, betrouwbaar en eenvoudig te gebruiken is. En dat onmiddellijk als de brede doelgroep er mee gaat werken.’Kinderziektes’ zijn voor de meeste gebruikers dodelijk (de early adopters uitgezonderd). Want ook voor technologie geldt: je krijgt nooit een tweede kans om een eerste indruk te maken.
  7. Houd rekening met de houding van medewerkers ten aanzien van (t)e-learning, en speel daar op in. Ik heb eerder de metafoor van Winny  the Pooh gebruikt. Besteed bij de implementatie niet te veel tijd en energie aan de Iejoor’s, en voorkom ook dat een Teigetje projectleider wordt.
  8. Kies voor een gefaseerde aanpak waarbij je aansluit op de ‘zone van naaste ontwikkeling‘ van docenten op het gebied van (t)e-learning. Dat geldt zowel voor didactiek als technologie.
  9. Houd rekening met mogelijke weerstanden van medewerkers ten aanzien van (t)e-learning, identificeer de aanwezige weerstanden en ontwikkel een strategie om die weerstanden hanteerbaar te maken.  De mogelijke weerstanden zijn verklaarbaar en vaak begrijpelijk.  Zelf onderscheid ik de volgende mogelijke weerstanden (gebaseerd op Hannah Nathans’ “Adviseren als tweede beroep”).
    • Docenten vinden (t)e-learning niet in hun belang (status, positie, plezier in het werk, autonomie, kwaliteit werk, werkdruk (teacher bandwith problem, enzovoorts)
    • Docenten ervaren veel onduidelijkheid m.b.t. (t)e-learning (gevolgen voor de functie, verkeerde of andere verwachtingen m.b.t. te-learning, onduidelijke doelen)
    • Docenten weten het beter ((t)e-learning roept meer problemen op, (t)e-learning lost niks op, enzovoorts).
    • Docenten zijn bang niet aan de nieuwe eisen te kunnen voldoen (vertrouwen in eigen kunnen, ICT-vaardigheden, ruimte om zich voor te bereiden).
    • Docenten voelen zich niet serieus genomen (zij zijn immers specialist op het gebied van leren).
    • Docenten zien de zin van (t)e-learning niet in (het gaat toch goed….)
  10. Ontwikkel een communicatie- en professionaliseringsaanpak die zich niet beperkt tot de implementatiefase, maar die ook betrekking heeft op de incorporatiefase (brede inbedding, het in gebruik nemen). Deze communicatie- en professionaliseringsaanpak moet passen binnen de communicatiecultuur en leercultuur van een organisatie. Binnen de ene leercultuur werkt het werken met externe experts goed. Binnen een andere leercultuur past het inschakelen van eigen docenten -die ervaring hebben met (t)e-learning- beter. Veel docenten horen namelijk liever van collega-docenten hoe je ICT ten behoeve van het leren kunt aanpakken, in plaats van externe adviseurs/trainers.
    Verder werken informele manieren van leren (begeleiding op de werkplek, om een voorbeeld te noemen) binnen de ene organisatie beter dan binnen de andere organisatie. Ook valt het concept van grassroot-projecten niet altijd even goed binnen een organisatie.

Zoals gezegd zijn er uiteraard meer tips te verzinnen (bijvoorbeeld over het betrekken van en communiceren met de ICT-afdeling). Wat zijn volgens jou de belangrijkste tips voor de implementatie van (t)e-learning?

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

Een reactie

  1. Ik kom nu pas dit bericht op je blog tegen. Ik moet zeggen dat ik veel herken in zowel “problemen” als tips. Ik heb nog vaak de indruk dat een management op school een dure elo aanschaffen en installeren en dan zeggen “hier kunnen online werken met elkaar”. Docenten schijnen daar niet echt op te wachten zonder doel, want ze hebben het al zo druk en dan moet dat er ook nog bij en leerlingen gebruiken liever andere toepassingen als Hyves en MSN (om maar wat te noemen) Dus inderdaad een goed vraag waarom die chatfunctie in de elo gebruiken als MSN ook goed werkt??
    Aantal tips waar ik wel wat aan heb als ik zelf aanbevelingen wil doen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.