Handreiking gebruikerservaring digitale leeromgeving

SURF heeft weer een bruikbaar rapport over de digitale leeromgeving geschreven. In eerdere publicaties is men ingegaan op de verschillende componenten van een digitale leeromgeving, en op integratie van gegevens en interoperabiliteit. De nieuwe uitgave gaat over de visuele integratie. Een cruciale vraag daarbij is hoe realiseer je een optimale gebruikerservaring in de flexibele en persoonlijke leeromgeving?

Het rapport is opgebouwd uit vijf delen en een samenvatting.

Deel 1: Gebruikerservaring

De digitale leeromgeving bestaat uit een samenhangend geheel aan applicaties. Gebruikers krijgen daardoor te maken met verschillende gebruikersinterfaces. Gebruikerservaring is echter niet alleen afhankelijk van visuele integratie. Bij het vormen van een beeld van de gebruikerservaring spelen volgens het honingraatmodel van Peter Morville een aantal zaken een rol.

Invloed van applicatiecontext en user interface design op de gebruikerservaring en de uiteindelijke waardebeleving
Invloed van applicatiecontext en user interface design op de gebruikerservaring en de uiteindelijke waardebeleving

Met name de waarde of betekenis voor een gebruiker is heel belangrijk. Andere aspecten zijn:

  • Bruikbaar (gemakkelijk te gebruiken).
  • Geloofwaardig (denk aan technische stabiliteit, omgang met privacy, afscherming persoonlijke gegevens).
  • Nuttig (voldoen aan behoeften van alle gebruikers).
  • Aantrekkelijk.
  • Toegankelijk.
  • Vindbaar (snel oplossing vinden).

De zeven elementen beïnvloeden elkaar ook.

Deel 2: User interface design (UID)

SURF definieert de UID als alles wat de gebruiker van een applicatie kan waarnemen en waardoor de gebruiker informatie tot zich kan nemen. Zonder een goede UID is een positieve gebruikerservaring praktisch onmogelijk. Centraal hierbij staat het concept (het ‘verhaal’ dat verteld wordt door de user interface elementen; volgens mij wellicht het beste te omschrijven als ‘waartoe’ dient de omgeving, wat is de rationale?). Andere elementen zijn:

  • Terminologie (aansluiten bij belevingswereld gebruikers, consistent).
  • Vormgeving (o.a. leesbaar).
  • Opmaak (o.a. kan inhoud makkelijk worden gelezen en geïnterpreteerd).
  • Interactie en transitie (bijv. meldingen of iets is gelukt) .
  • Navigatie.
  • Informatie/functionaliteit (aanwezig op het juiste moment en in de juiste vorm).

De auteurs schrijven dat bij de selectie van applicaties voor de leeromgeving er meestal wordt gelet op uitwisselbaarheid van informatie en functionaliteit. Er wordt dikwijls niet gekeken op uniformiteit in UID. Daardoor kun je te maken krijgen met meerdere profielpagina’s en weinig consistentie in terminologie. De digitale leeromgeving kan dan rijke functionaliteiten hebben, met een beroerde gebruikerservaring. De LTI-standaard maakt het bijvoorbeeld mogelijk om functionaliteit van een applicatie in een andere applicatie te tonen. Een gevolg kan echter zijn dat je te maken krijgt met een dubbel navigatiemenu.

Deel 3: Applicatiecontext

Daarbij zijn weer de volgende vijf vragen van belang:

  1. Welke functionaliteiten heb je nodig om je onderwijs goed vorm te geven? Componenten van een digitale leeromgeving bevatten één of meer functionaliteiten.
  2. Welke applicaties gaan deze functionaliteiten leveren? Applicaties voegen waarde toe voor gebruikers als zij noodzakelijke functionaliteiten invullen.
  3. Hoe krijgt de eindgebruiker toegang tot deze applicaties? Via een portaal, via een LMS of apart.
  4. Hoe is de beveiliging van applicaties?
  5. Hoe werken applicaties samen en moeten ze daarvoor gebundeld worden?

De samenstellers pleiten voor een bewuste keuze voor de positionering van een applicatie, die bepaald wordt door de beleving van de gebruiker en de waarde van de gegevens. Daarbij zijn een portaal, een LMS of losse applicatie alle drie valide keuzes die gecombineerd kunnen worden in één digitale leeromgeving.

Deel 4

Hier bespreken de auteurs de manier waarop het honingraatmodel behulpzaam kan zijn in het nadenken over het applicatielandschap van de digitale leeromgeving (het burchtmodel). Zij stellen dat applicaties die zich in de zogenaamde burcht bevinden (zoals het studentinformatiesysteem) waardevoller worden door ook aandacht te geven aan de aspecten bruikbaar, vindbaar, aantrekkelijk en toegankelijk. De waarde van applicaties op het platteland neemt toe als deze nuttig en geloofwaardig zijn.
Met andere woorden: alle applicaties moeten tot op zekere hoogte voldoende scoren op alle elementen die de gebruikerservaring beïnvloeden.

Deel 5

Verschillende belanghebbenden binnen en buiten de organisatie (functies, rollen) oefenen eveneens invloed uit op de gebruikerservaring. Volgens de auteurs heb je daarom een multidisciplinair team nodig dat aan de slag gaat met het ontwerp van een digitale leeromgeving.

Mogelijke invloed van stakeholders op onderdelen van de gebruikerservaring

Een interessant rapport. Ik vraag me wel af of elk element even zwaar weegt bij het beïnvloeden van de gebruikerservaring. Wegen waarde en nut bijvoorbeeld niet zwaarder dan terminologie en opmaak?

Volgens SURF is deze notitie bedoeld voor mensen die zich bezighouden met de implementatie van de digitale leeromgeving. Daarbij focussen zij zich op professionals binnen instellingen.

Ik vind deze uitgave ook relevant voor leveranciers van digitale leeromgevingen, LMS-en en Learning Experience Platforms.

De diverse onderdelen kunnen ook vertaald worden in checklists en vragenlijsten die gebruikt kunnen worden bij de selectie van nieuwe leertechnologieën, of bij het kritisch reflecteren op je bestaande applicaties voor leren.

Volgens mij is het daarbij een illusie te denken dat applicaties zeer hoog scoren op alle elementen. Daarom vind ik het belangrijk om de verschillende elementen ook te wegen.

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.