Leer van de geschiedenis van en ervaringen met MOOCs (bloemlezing 13)

Hoewel Massive Open Online Courses (MOOC) het experimenteer-stadium nog lang niet gepasseerd zijn, zwelt de kritiek op dit concept bij tijd en wijle behoorlijk aan. In deze dertiende bloemlezing besteed ik aandacht aan pleidooien om MOOCs ook toe te passen op 'liberal arts' en geesteswetenschappen, aan onderliggende beweegredenen om MOOCs te starten, aan de vraag wie de doelgroep van MOOCs eigenlijk zijn, aan een meer dan vijftig jaar oude voorloper van MOOCs en aan kwaliteitszorg in relatie tot intenties. Deze dertiende bloemlezing is wat mij betreft een pleidooi om ook bij MOOCs verder te kijken dan je neus lang is (naar de historie, context en verborgen agenda's). Verder dienen we nog de nodige gelegenheid te nemen om te leren van experimenten.

  • Howard Rheingold gaat in MOOCs, Hype, and the Precarious State of Higher Ed: Futurist Bryan Alexander in op de vraag of de huidige ontwikkeling van MOOCs wel ruimte laat voor de idealen van 'liberal arts' (zeg maar hoger onderwijs gericht op algemene ontwikkeling). Rheingold ziet zowel kansen als bedreigingen, en laat futurist Bryan Alexander in een uitvoerige video hierover aan het woord.
  • The Los Angeles Review of Books gaat op een vergelijkbare thematiek in. Zij laat vier hoogleraren ingaan op de invloed van MOOCs op 'humanities' (geesteswetenschappen). Deze bijdrage illustreert dat MOOCs ook gericht kunnen zijn op samen leren en het gezamenlijk bediscussiëren van leerstof. In deze bijdrage wordt ook benadrukt dat MOOCs kansen bieden om de toegankelijkheid van het hoger onderwijs te vergroten. Zij zouden docenten moeten inspireren om meer creatieve, 'connected', geïndividualiseerde en 'globale' manieren van samen leren te ontwikkelen. Deze bijdrage belicht echter ook andere redenen om MOOCs aan te bieden. Naast bijvoorbeeld redenen op het gebied van marketing worden genoemd: MOOCs veranderen de arbeidsverhoudingen binnen universiteiten (docenten als zzp-ers), MOOCs moeten leiden tot kostenbeheersing en MOOCs vertegenwoordigen de waarden van Silicon Valley binnen het onderwijs.
  • Anthony Dent vraagt zich af of MOOCs wel relevant zijn voor alle vakgebieden. Terreinen als geesteswetenschappen zijn minder beroepsgericht dan bijvoorbeeld computerwetenschappen. Dent gaat er overigens wel vanuit dat MOOCs vooral instructiegericht zijn, terwijl dialoog en samenwerkend leren juist bij geesteswetenschappen erg belangrijk zijn. Een wat eenzijdige visie, wat mij betreft.
  • Jim Farmer betwijfelt of MOOCs wel een alternatief zijn voor gewoon hoger onderwijs. De transformatie van traditioneel onderwijs naar MOOCs is zeer kostbaar (hergebruik van cursussen binnen andere platforms is onder andere complex), hoger onderwijs vraagt om andere didactische concepten en om certificering. Wellicht zijn MOOCs vooral geschikt voor professionals die een leven lang willen en moeten leren. Dat heeft gevolgen voor business modellen, didactisch concept en investeringen.
  • Benjamin Ginsberg pleit niet voor massive open online courses, maar voor massive open online administrations: een gemeenschappelijk beheer en bestuur van het hoger onderwijs. Veel managers volgen nu immers ook al blindelings zogenaamde 'best practices'. Ginsberg klinkt enigszins cynisch als hij wijst op de middelen die besteed worden aan 'branding', met steeds hetzelfde resultaat. De ironie druipt er van af.
  • Randy Riddle duikt de geschiedenis in. Hij beschrijft dat de universiteit van New York (NYU) tussen 1957 en 1982 samen met TV-zender CBS universitair onderwijs via de TV voor de massa aanbood. In 1957 keken 120 duizend mensen 's morgens vroeg naar deze cursussen, terwijl 177 personen betaalden voor studiepunten. Op het hoogtepunt keken 2 miljoen mensen naar de gratis cursussen, die volgens de auteur een voorloper van de huidige MOOCs genoemd kunnen worden. In de jaren '80 is men hiermee op initiatief van CBS mee gestopt. Zij wilden meer concurreren met nachtprogramma's en meenden dat men vooral mensen bereikten die al een diploma hadden. Riddle wijst er op dat vandaag de dag dezelfde argumenten worden gebruikt om de ontwikkeling van MOOCs te verdedigen. Hij pleit ervoor om in de archieven te duiken hoe destijds werd gesproken over verdienmodellen, beoordelingen en het bevorderen van sociale netwerken tussen lerenden. Dankzij internettechnologie kunnen we nu met Engelstalige cursussen veel meer mensen bereiken, andere leeractiviteiten organiseren, en businessmodellen hanteren. Maar de gelijkenis met deze TV-cursussen is verder opvallend.
  • Het MIT geeft een inkijkje in de data van de eerste edX-cursus. Volgens de onderzoekers kunnen we nu leergedrag analyseren dat offline nauwelijks te analyseren is. Enkele cijfers: 155.000 studenten uit 194 landen, bijna een kwart miljoen interacties, 12.000 verschillende discussies, 100.000 individuele bijdragen, 110 gigabyte aan data, 65% van de deelnemers had een bachelor-diploma of hoger, met name video's werden bekeken (terwijl bij het examen vooral naar het boek werd verwezen), terwijl 90% van het forumgebruik bestond uit uitsluitend lezen. Verder viel op dat studenten die een certificaat wilden krijgen, het meest actief in fora waren en dat interacties met 'peers' de kans op studiesucces vergrootte. Van de studenten die ook de tweede huiswerkopdracht maakte, behaalde 40% de eindstreep.
  • Martin Weller stelt dat we kwaliteit van opleidingen meten om te kijken of doelen worden gehaald en voldaan wordt aan intenties van organisaties en lerenden. Bij MOOCs weten we vaak niet wat de intenties zijn, en verschillen intenties sterk van andere cursussen en opleidingen. Organisaties willen bijvoorbeeld vooral ervaring opdoen met een alternatieve aanpak. Aan die intentie wordt al snel voldaan. Lerenden willen bijvoorbeeld niet persé slagen, maar alleen even aan de inhoud snuiven ('drive-by learners'). Je zult bij MOOCs dus andere manieren van kwaliteitszorg moeten toepassen. Interne kwaliteitszorg (o.a. het laten peer reviewen van de inhoud van een MOOC) blijft overeind. Maar je zou ook kunnen kijken naar de publieke aandacht voor de MOOC, of naar analyse van data. Weller pleit er ook voor om deze 'new kid on the block' de gelegenheid te geven om fouten te maken, en experimenterend te leren.
  • De bijdrage Blood, MOOCs and Money vergelijkt bedrijven als Udacity en Coursera met farmaceutische bedrijven. Deze MOOC-aanbieders parasiteren volgens de auteur op gerenommeerde instituten en hun reputaties. Indirect wenden zij publieke middelen aan ten behoeve hun eigen business model. Docenten krijgen er status en reputatie voor terug. MOOC-aanbieders hanteren daarmee een verdeel-en-heers-strategie: als je gevraagd wordt, hoor je bij de 'winnaars'. Bestuurders van universiteiten laten dat toe, meent de auteur.
  • Bert de Coutere geeft weer enkele tips voor de ontwikkeling van een MOOC. De cursus zou geïntegreerd moeten worden met het dagelijks leven en de dagelijkse technologie, de cursus zou communityvorming moeten faciliteren (denk aan verschillende tijdszones), technologie en ontwerp moeten schaalbaar zijn, de technologie moet begeleiders in staat stellen om processen transparant en eenduidig te volgen (anders ga je appels met peren vergelijken), deelnemers moeten klaar zijn om te participeren in MOOCs, en de organisator moet nederig zijn.

Zie ook:

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.