Conversational framework van Laurillard

Het Conversational Framework van Diana Laurillard is op het gebied van online en blended learning een belangrijk kader. Toch ben ik er in al die jaren nog nooit apart op ingegaan. Dat wordt dus tijd.

Het Conversational Framework wil een gestructureerd overzicht bieden van de interacties die essentieel zijn voor het leerproces (tussen docent en lerende, tussen lerenden onderling en tussen de docent, lerende en de leeromgeving zoals de leerstof). Laurillard gebruikt dit raamwerk ook om de vraag te beantwoorden: “welk type activiteit stelt deze technologie lerenden in staat uit te voeren?” De verschillende vormen van interacties zijn volgens haar essentieel bij leren.

Laurillard (2002)'s Conversational Learning Framework
Laurillard (2002)’s Conversational Learning Framework

Volgens Laurillard vindt interactie tussen lerende en docent op twee niveaus plaats: op conceptueel niveau en toepassingsniveau. Op het conceptuele niveau legt de docent een bepaald concept uit en laat de lerende zien of de lerende dit begrijpt door het te verwoorden. De docent grijpt in bij misconcepties of verduidelijkt de uitleg verder. De student lerende past vervolgens het begrip van het concept aan op basis van deze feedback.

Op het toepassingsniveau gaat het om interacties die plaatsvinden door middel van leeractiviteiten, gericht op het praktisch toepassen van opgedane kennis. In een oefenomgeving laat de lerende zien hoe de lerende handelt op basis van een leeropdracht. De lerende krijgt feedback, waarmee de lerende de eigen aanpak kan verbeteren. Deze feedback zou meer impliciet moeten zijn om de lerende aan te zetten tot reflectie op de uitgevoerde taak en het eigen handelen.

De oefenomgeving moet de interne dialoog van de lerende bevorderen, waarbij de lerende zichzelf kritische vragen stelt. Overmatige instructie of te expliciete feedback kan leiden tot handelen volgens vaste instructies, waardoor de noodzaak tot zelfreflectie vermindert.

Interacties vinden ook plaats tussen het conceptuele en toepassingsniveau. Aan de kant van de docent wordt het ontwerp van de oefenomgeving geïnformeerd door de conceptuele inzichten. De docent reflecteert op basis van het handelen van lerenden op de eigen communicatie. Aan de kant van de lerende past deze de eigen conceptuele kennis toe en reflecteert op deze kennis aan de hand van de feedback uit de oefenomgeving, en integreert deze in de eigen kennisstructuur. (Bottema, 2018).

Een succesvol leerproces vindt volgens Laurilard plaats als alle fases in het model doorlopen worden.

Zes leertypes spelen binnen dit proces een rol, waarbij leertechnologie een belangrijke rol kan vervullen:

  1. Instructie. De traditionele vorm van leren waarbij kennis wordt overgedragen van docent naar lerende. Vanuit het perspectief van de lerende is dit een betrekkelijk passieve activiteit. Digitale technologie kan hierbij bijvoorbeeld ingezet worden door middel van interactieve video’s of podcasts, waardoor lerenden op afstand en in hun eigen tempo kunnen leren.
  2. Discussie. Het gaat om een interactief proces waarbij ideeën en meningen worden uitgewisseld. Online discussieforums of platforms als MS Teams kunnen worden gebruikt om discussies te faciliteren. Het schrijven van bijdragen draagt dan bij aan het herstructureren van gedachten. Lerenden kunnen ook de dialoog aangaan met chatbots.
  3. Onderzoek. Lerenden hebben meer controle over het ontwikkelen van kennis, en moeten zelf vragen stellen en antwoorden op die vragen achterhalen. Digitale technologie speelt hier een cruciale rol door middel van online databanken en zoekmachines. Een toepassing als ChatGPT kan ook gebruikt worden voor het achterhalen van antwoorden al zal de lerende altijd moeten checken of het antwoord correct is.
  4. Samenwerking. Hierbij werken lerenden samen om gezamenlijk kennis op te bouwen. Zij werken aan een gezamenlijk doel, het geen wat anders is dan discussie. Lerenden moeten tot overeenstemming komen. Digitale samenwerkingstools zoals NextCloud of online projectmanagement software faciliteren dit. in staat om effectief samen te werken, ongeacht hun fysieke locatie.
  5. Oefenen. Daarbij gaat het om het toepassing van kennis in praktijksituaties. Simulaties en virtual reality kunnen worden ingezet om realistische praktijksituaties te creëren in een veilige, digitale omgeving. Je kunt ook quizzes gebruiken voor toepassingsgerichte vragen.
  6. Productie. Het creëren van iets nieuws als bewijs van begrip. Opdrachtfunctionaliteiten van leermanagementsystemen, e-portfolio’s en multimedia ontwikkeltools spelen hierbij een belangrijke faciliterende rol.

Mijn opmerkingen

Het Conversational Framework van Laurillard benadrukt de veelzijdigheid van leren, en het belang van verschillende vormen van interactie en actief leren. Het is een doordacht model waarmee je naar bestaand onderwijs of naar een onderwijsontwerp kunt kijken. Het raamwerk kan ook als complex worden ervaren. Het bevat ook geen stappenplan, zoals Carpe Diem, om te komen tot een ontwerp.

Bronnen

Bottema, J. (2018). Over Laurillards’ Conversational Framework. https://www.leervlak.nl/over-laurillards-conversational-framework/

Cremit (2019). Diane Laurillard (Part 1): “Che cosa si intende per Learning Design?”. https://youtu.be/qYoF__nZ3xo?feature=shared

Cremit (2019). Diane Laurillard (Part 2): “Che cosa si intende per Conversational Framework?”. https://youtu.be/HEwuIKEKxfE?feature=shared

Cremit (2019). Lurillard Part 3. https://youtu.be/jyJINiOOLlk?feature=shared

EduTech Wiki (2014). Laurillard conversational framework. https://edutechwiki.unige.ch/en/Laurillard_conversational_framework

Kennedy, E. (2020). Diana Laurillard introduces the six learning types. https://youtu.be/wnERkQBqSGM?feature=shared

Reynolds, C. (2011). Laurillard’s conversational frameworks. https://youtu.be/6eOPWy75Aog?feature=shared

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *