Recensie Blended learning in de praktijk van Barend Last

Vandaag verschijnt het boek ‘Blended learning in de praktijk. Modellen, strategieën, voorbeelden en andere handvatten‘ van Barend Last. Dit boek gaat over het toepassen van blended learning, en is een logisch vervolg op de uitgave ‘Blended learning en onderwijsontwerp. Van theorie naar praktijk‘ dat Barend anderhalf jaar geleden met Stefan Jongen heeft geschreven. In deze blogpost bespreek ik Barend’s nieuwe boek.

Blended learning in de praktijkBarend had me een tijdje geleden gevraagd of ik zijn nieuwste publicatie over blended learning wilde bespreken. Hij heeft mij vervolgens een online inkijkexemplaar gestuurd dat ik met aandacht en plezier heb doorgenomen.

Het boek telt zeventien hoofdstukken die in vier delen zijn gerubriceerd. Een voorwoord van Nynke Bos, een slotwoord, een literatuurlijst en diverse bijlagen completeren de uitgave. Net als in ‘Blended learning en onderwijsontwerp’ ontbreken ook nu helaas internetbronnen.

Een groot aantal aspecten van de uitvoering en evaluatie van blended learning passeert in deze uitgave de revue. Barend heeft een prettige, heldere schrijfstijl. Via metaforen en voorbeelden verduidelijkt hij de diverse onderdelen. Hij maakt gebruik van opdrachten, tips en kernpunten per hoofdstuk. Daar waar relevant verwijst hij naar onderzoek. Hij weet theorie en praktijk op een fraaie manier met elkaar te verbinden. Barend verwijst ook diverse keren naar het eerste boek over blended learning.

Het boek bevat veel concrete handvatten, zoals het de normbeschrijvingen voor de studielast (tabel 8.2), de tips in hoofdstuk 10 om autonomie in te bouwen of de checklists in de bijlagen. Er staat zeer veel relevante informatie in deze publicatie. De informatiedichtheid is groot. Barend heeft ook veel oog voor de context waarin blended learning wordt toegepast (hebben lerenden bijvoorbeeld veel of weinig voorkennis?).

Hij laat zien dat het belangrijk is om niet over één nacht ijs te gaan bij het toepassen van blended learning. Dat kan docenten afschrikken. Je moet immers investeren, voordat je er baat bij hebt. Bij blended learning ben je meer tijd kwijt aan de voorbereiding en -als je het slim aanpakt- minder tijd aan de uitvoering.

Deze publicatie helpt docenten absoluut om hun expertise op het gebied van blended learning te vergroten. Gebruik deze publicatie bij professionalisering van docenten. Als je als leidinggevende nog geen kerstcadeau voor je docenten hebt geregeld, dan is deze uitgave absoluut een tip.

Laat ik de verschillende onderdelen wat uitgebreider bespreken en ook enkele meer kritische opmerkingen maken.

Deel 1 Blended learning

1. Het wat en waarom van blended learning

Het onderdeel ‘wat en waarom van blended learning’ kent overlap met het vorige boek. Sommige zinnen zijn letterlijk overgenomen. In het eerste boek definiëren Last en Jongen iets anders dan Last doet in deze uitgave. Ik vraag me af waarom.

Bij functies van onderwijs besteedt hij, net als in zijn eerste boek, aandacht aan het onderscheid dat Ger Biesta maakt. Het aandacht besteden aan de socialisatie-functie heeft gevolgen voor het ontwerp. Barend legt op deze plek geen relatie met verbondenheid vanuit het perspectief om lerenden te motiveren en erbij te betrekken. Verderop in het boek besteedt hij daar gelukkig wel aandacht aan.

Hij introduceert ook de termen ‘simultaanonderwijs’ en ‘multilocatieleren’. Deze termen zijn echter niet voor het eerst door Barend bedacht. Ik mis dus een bronvermelding. Bij mijn weten heeft Fifi Schwarz deze term begin juli 2020 voor het eerst gebruikt.

2. De (veranderende) rol docent

Die rol wordt volgens Barend uitgebreid, rijker en interessanter. Dit doet ook een beroep op andere vaardigheden. Moet één persoon al die rollen kunnen invullen? Daar moet je volgens Barend niet te krampachtig over doen.

3. Beginnen met blended learning

Je kunt kiezen voor een ontwerp met weinig impact, redelijk of veel impact (gebaseerd op Allamary cs, 2014). Kies je vertrekpunt, adviseert Barend.

4. Modellen van blended learning

Barend Last gebruikt de indeling van Horn en Staker om vijf typen modellen te onderscheiden. Deze indeling is  gebaseerd op het Amerikaanse K12-onderwijs, en mijns inziens onvolledig. Ik mis namelijk modellen waarin synchroon online leren en werkplekleren een plek hebben. Ik maak daarom een onderscheid in elf modellen. Barend categoriseert de modellen van Horn en Staker, al ontgaat me de noodzaak ervan. Vier modellen vallen namelijk onder één categorie. De andere drie modellen zijn tevens een categorie. Sterk aan dit hoofdstuk zijn de heldere toelichtingen en illustraties van de modellen.

Deel II De studentgerichte leerreis

5. Samenhang creëren

Hoe creëer je samenhang? In dit hoofdstuk gaat hij in op de relatie met constructive alignment en formatief handelen. Bij blended learning zou je hierbij m.i. niet alleen moeten kijken naar constructieve afstemming van leeruitkomsten, leeractiviteiten (en dus didactiek) en toetsing. Je moet volgens mij bij blended learning ook expliciet rekening houden met de wisselwerking tussen didactiek, toetsing en de eigenschappen, mogelijkheden en beperkingen van digitale leertechnologieën. Ik heb hier eerder over geblogd.

6. Structuur en vorm

Barend Last adviseert om met behulp van de ‘blended learning wave’ een studentgerichte leerreis visueel te maken. Je beschrijft welke activiteiten waar en wanneer worden uitgevoerd. Hij onderscheidt daarbij onder meer drie typen interactie: met inhoud, met elkaar of met een expert (deze indeling is ook niet oorspronkelijk van  Barend, maar volgens mij van Michael Moore uit 1996). Het bekijken van een kennisclip is volgens hem een vorm van interactie met inhoud. Ik deel die mening niet. Er is wel sprake van interactie als die kennisclip vragen bevat die je kunt beantwoorden om vervolgens automatische terugkoppeling te krijgen.

7. De grote lijnen uitwerken

Dit hoofdstuk beschrijft middels de blended learning wave voorbeelden van blended learning. Hoe ziet bijvoorbeeld een leerreis eruit bij het oefenen van vaardigheden en feedback? Barend maakt blended learning heel tastbaar voor de lezer.

8. Activiteiten concretiseren

Op basis van de grote lijnen van de leerreis, ga je activiteiten concretiseren op basis van hulpvragen. Barend Last besteedt onder meer aandacht aan strategieën om bijeenkomsten te faciliteren. Hij had meer werk kunnen maken van handreikingen aan docenten om studenten online te begeleiden. In 8.3 gaat hij in op innovatie met behulp van technologie waarbij gebruik maakt van het PIC-RAT model. Handig zijn de inschattingen van de studielast. Dit is een belangrijk onderwerp omdat we bij blended learning vaak geneigd zijn online leeractiviteiten toe te voegen aan ons ontwerp, met een hogere studielast tot gevolg.

Deel III Blended learning ondersteunen

9. Studentkenmerken

Kennis van je doelgroep is belangrijk als je blended learning gaat faciliteren. Studentkenmerken moet je dan niet verwarren met niet bestaande generatiekenmerken.

10. Motivatie

Barend besteedt onder meer aandacht aan de zelfdeterminatie theorie en de theorie van transactional distance waar autonomie een belangrijk aspect van is.

11. Zelfregulatie

Bij blended learning wordt een sterk beroep gedaan op zelfregulatie door de student. Studenten zijn daar echter niet altijd heel sterk in. Je kunt zelfregulatie ondersteunen via het ontwerp van blended learning, maar ook in de uitvoering (zoals aandacht voor timemanagement en ‘scaffolden’ van instructie) en via zelfreflectie.

12. Leerstrategieën

Barend gaat onder meer in op de effectiviteit van verschillende leerstrategieën. De meest effectieve studenten blijken meerdere strategieën te combineren, zelfs strategieën die -individueel toegepast- niet erg effectief zijn. Hij benadrukt ook het belang van directe en indirecte ondersteuning. In dit hoofdstuk stelt hij ook dat de stelling dat handgeschreven notities beter zijn dan notities met digitale middelen, een mythe is. Het maakt geen verschil, als je afleiding kunt vermijden. Last verwijst daarbij naar recent onderzoek.

13. Digitale geletterdheid

Digitale geletterdheid is ook relevant voor blended learning. Barend werkt dit voor vijf categorieën uit:

  1. Instrumentele vaardigheden en creatie.
  2. Omgaan met informatie.
  3. Communicatie en samenwerken.
  4. Veiligheid en welzijn.
  5. Ethische houdingsaspecten.

14. Resterende aandachtspunten

Last staat stil bij met socialisatie en subjectificatie. Hij koppelt dit sterk aan de manier van werken (bijvoorbeeld aan groepsdiscussies), en aan de inhoud (denk aan burgerschap). Een specifieke relatie met blended learning ontbreekt. Verder gaat hij in op differentiatie, dat een duidelijk verband heeft met blended learning, en op feedback. De specifieke rol van digitale technologie bij het geven van feedback had verder uitgewerkt kunnen worden, bijvoorbeeld door aandacht te besteden aan de verschillen tussen geschreven feedback, gesproken feedback en feedback via video. Dat geldt ook voor het verschil tussen persoonlijke feedback, geautomatiseerde feedback en collectieve feedback. Dit laatste wordt ook slechts aangestipt.

Deel IV De leeromgeving inrichten

15. De fysieke leeromgeving

In dit onderdeel gaat Barend Last in op de kwaliteit en inrichting van de fysieke leeromgeving. Deze leeromgeving is van invloed op onder meer betrokkenheid, welzijn, sociale en academische integratie. Hij beschrijft verschillende ontwikkelingen met gevolgen voor de fysieke leeromgeving (onder meer de opkomst van ‘multilocatieleren’ en het belang van een ‘sticky campus’). In dit hoofdstuk geeft hij ook diverse voorbeelden van typen onderwijsruimtes. Plannen en roosteren komt ook in dit onderdeel aan bod.

16. De digitale leeromgeving

Het inrichten en gebruiken van de digitale leeromgeving noemt Barend “een kerntaak van docenten”. Hij hanteert de brede definitie van SURF, maar beperkt de DLO vervolgens tot:

  • Het leermanagementsysteem dat volgens hem ook weleens elektronische leeromgeving of digitale leerwerkomgeving wordt genoemd (een digitale leerwerkomgeving is dis onderdeel van een digitale leeromgeving, wat m.i. niet logisch is).
  • Authoring software.
  • Tools voor werkvormen (o.a. ten behoeve van interactie, feedback en cocreatie).

Normaliter worden meer componenten binnen een DLO onderscheiden.

In dit hoofdstuk staat hij ook stil bij de verschillende functionaliteiten van een LMS. Soms gaat hij in op details, zoals het ‘embedden’ van content via een iframe.

Barend bespreekt hier maar enkele typen technologieën die je kunt gebruiken bij blended learning. Ik had verwacht dat hij hier uitgebreider zou stil staan bij de interactie tussen didactiek en technologie. Vaak kiezen docenten voor leertechnologieën en functionaliteiten die bepaalde leeractiviteiten mogelijk maken. Je kunt ook kijken naar welke leeractiviteiten gefaciliteerd kunnen worden, als je de beschikking hebt over bepaalde digitale technologie. Wat kun je bijvoorbeeld met WordPress, wat eerder niet of veel lastiger kon? Ook zou ik uitgebreider stil staan bij de keuze van leertechnologieën door de organisatie en docenten, mede als gevolg van de AVG.

Deel V Kwaliteit

17. Evalueren

Barend pleit ervoor om verder te kijken dan studenttevredenheid en slagingspercentages. Een goed doordacht evaluatieplan is noodzakelijk.

Last, B. (2022). Blended learning in de praktijk. Modellen, strategieën, voorbeelden en andere handvatten. Amsterdam: Boom Uitgevers, ISBN 9789024448197 | 1e druk | 288 blz.

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *