Van “Tijd voor onderwijs” naar “Prioriteit voor onderwijs”

Begin april j.l. hebben we met een club GroenLinks-leden, die werkzaam zijn in het onderwijs, gediscussieerd over het rapport van de Commissie Dijsselbloem. De beleidsmedewerker van de Tweede Kamerfractie heeft mede op basis hiervan hoofdpunten voor de inbreng in het debat geformuleerd. En uiteindelijk heeft dit geresulteerd in de inbreng van Femke Halsema, vanmiddag. Het zal duidelijk zijn dat fracties hierbij een eigen afweging maken.

In deze inbreng vallen me een aantal zaken op, zoals:

  • De kritiek op politici die leiden aan tunnelvisie, èn op zelfstandig opererende (maar aan niemand verantwoording afleggende) bureaucraten.
  • Het fenomeen dat politici vaak geen realistisch beeld hebben van de problemen in het onderwijs en de werkelijke mogelijkheden voor verandering.
  • Het benadrukken van de betekenis van de school als de drager en brenger van kennis, cultuur en moraal, en vandaar uit het belang van de toegankelijkheid van het onderwijs.
  • De waarschuwing voor nostalgie naar ‘de gelukkige klas’ van Theo Thijssen.
  • De kritiek op het gekunstelde onderscheid tussen het ‘wat’ en het ‘hoe’.
  • Een nieuw ‘wat’ en ‘hoe’-onderscheid:
    "Wat mag het onderwijs ons allemaal kosten en hoe organiseren wij de financiering zo dat het lukt om achterstand te minimaliseren en het doorstromen van talent maximaal te bevorderen."
  • Kritiek op de vroegtijdige selectie en het afrekenen op input in plaats van output.
  • Versterking van de horizontale verantwoording.
  • Een pleidooi voor beheersing van de politieke scoringsdrift.

Zie ook de reactie van mijn oud-directeur Jan Geurts en Willem van Oosterom op het rapport van de Commissie Dijsselbloem. Zij vinden ‘Dijsselbloem’ wat kort door de bocht. Volgens Geurts en Van Oosterom vormt de kloof tussen management en onderwijsgevenden de belangrijkste hindernis voor beter en moderner onderwijs. Zes voorstellen zouden het management en de onderwijsgevenden moeten helpen een gezamenlijke ambitie te formuleren en uit te voeren. Eén van de voorstellen is reductie van het grote aantal regels en voorschriften.

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

2 reacties

  1. En nu met z’n allen op de rem bij het competentiegerichte onderwijs, de BON voorop maar GroenLinks doet mee. Onderwijsvernieuwing deugt ineens helemaal niet meer. In het mbo zijn de slagingscijfers treurigstemmend, wordt in de Kwalificatiedossiers voorbeeldig (in samenwerking met het berdijfsleven) aan het WAT gewerkt en is er ruimte voor scholen, tot op het niveau van de opleidingsteams, voor het HOE. Er moet wel iets gebeuren.
    In mijn werk als adviseur (nadat ik zelf 27 jaar in de praktijk van het ‘primaire proces’ heb gewerkt) merk ik dat veel docenten hier ook graag aan mee willen werken, mits goed gefaciliteerd. Laten we niet vergeten dat ook verkeerd uitgevoerde vernieuwingen ingevoerd zijn vanuit een gevoelde noodzaak.
    En laten we bij de roep om ‘evidence-based’ niet vergeten dat Philips met dat uitgangspunt zijn eerste gloeilamp nog zou moeten uitvinden. Terughoudendheid en voorzichtigheid, graag, maar scepsis en onmogelijke voorwaarden leiden tot niets. Als het water over de dijken klotst, moet je niet werkeloos toekijken.
    Tijd voor kleinschalige experimenten dus, goed gemonitord, goed geëvalueerd om de positieve resultaten daarna snel te laten leiden tot invoering.
    Namens alle (v)mbo-leerlingen wens ik ons allemaal veel succes.
    Toon van der Ven (lid GroenLinks)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *