De verschillende manieren waarop je technologie kunt gebruiken voor leren, opleiden en onderwijs

In The Landscape of Merging Modalities doet Valerie Irvine een poging een overzicht te bieden van de termen die momenteel gehanteerd worden op het gebied van ’technology enhanced learning’.

Irvine gebruikt daarbij de term ‘modaliteit’. Deze term verwijst naar de locatie en timing van interacties (dat kunnen ook interacties met content zijn). Zij gaat daarbij ook in op de totstandkoming en doorontwikkeling van bepaalde begrippen. Irivine stelt bijvoorbeeld dat de term ‘hybrid learning’ in Australië is gebruikt als equivalent van ‘blended learning’. In ons land wordt ‘hybride leren’ weer in een hele andere context gebruikt (samenspel tussen leren op school en leren de de beroepspraktijk). Ook zie je dat ‘hybrid learning’ nu ook wordt gebruikt om de situatie te typeren waarbij de ene groep lerenden live en de andere groep lerenden online participeert in een les.

De volgende modaliteiten leiden dan tot verschillende ‘modellen’:

  • Face-to-face onderwijs. Deze modaliteit kan per definitie voorkomen in een model (bij blended learning). Lerenden kunnen hier ook bewust voor kiezen (of niet), maar het voorkomen van de modaliteit kan ook afhankelijk zijn van het ontwerp.
  • Synchroon tegelijkertijd (concurrent). Daarbij lerenden live online terwijl andere lerenden face-to-face deelnemen. Lerenden kunnen hier  bewust voor kiezen (of niet), maar het voorkomen van de modaliteit kan ook afhankelijk zijn van het ontwerp.
  • Synchroon achtereenvolgens (consecutive). Daarbij lerenden live online nadat of voorafgaand aan face-to-face of asynchroon online leren. Of deze modaliteit voorkomt, is afhankelijk van het ontwerp.
  • Asynchroon achtereenvolgens (consecutive). Daarbij lerenden tijd- en plaatsonafhankelijk nadat of voorafgaand aan face-to-face of synchroon online leren. Of deze modaliteit voorkomt, is afhankelijk van het ontwerp. De toevoeging ‘consecutive’ vind ik persoonlijk overbodig.
  • Open access. Dit is geen modaliteit. Het betreft de mate waarin materialen en andere aspecten van het onderwijs (zoals begeleiding) ‘open’ zijn. Volgens Irvine komt deze variabele maar in één model voor. Ik vind dat vreemd omdat ook binnen andere modellen  ‘open access’ kan worden toegepast. Ik zou deze variabele niet in dit overzicht hebben opgenomen.

De combinatie van de vier modaliteiten en de variabele ‘open access’ leidt tot vier ‘hoofd-modellen’ (blended learning, hyflex, multi-access, blended synchronous). Binnen die modellen kun je nog andere keuzes maken, op basis van andere ontwerpcriteria. Irvine gaat daar niet op in.

Zij gaat wel uitgebreid in op het verschil tussen modaliteit en didactiek. Je kunt binnen modaliteiten namelijk kiezen voor verschillende didactische aanpakken (meer of minder actief leren, individueel of samenwerkend leren, meer of minder flexibel, wijze waarop instructie en verwerking worden gefaciliteerd, wel of geen onderzoekend leren, meer of mindere lerende-gecentreerd).

Merk op dat je het model van simultaan onderwijs niet in de ‘hoofd-modellen’ kwijt kunt. Hierbij kunnen lerenden immers niet kiezen of zijn live online of face-to-face deelnemen. Zij worden daarvoor ingeroosterd.

 

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.