Onderzoek van het ERASMUS+ project Teaching and Learning with Artificial Intelligence (TaLAI) laat zien dat meer dan 70% van de Europese docenten -die participeerden in het onderzoek- het gebruik van AI toestaat bij summatieve opdrachten. Tegelijkertijd worstelen zowel docenten als lerenden met ethische vragen en het gebrek aan duidelijke richtlijnen rond AI-gebruik.
Het gebruik van generatieve AI in het (hoger) onderwijs neemt snel toe, zo blijkt uit dit onderzoek. Het onderzoek onder meer dan 150 lerenden en 100 docenten in Europa laat zien dat ChatGPT veruit de meest gebruikte AI-tool is, met meer dan 70% van de respondenten die deze toepassing als hun belangrijkste instrument noemen.
Ruim de helft van zowel lerenden (55%) als docenten (51%) gebruikt AI-tools meerdere keren per week. De toepassingen variëren van brainstormen en samenvatten tot ondersteuning bij het schrijven. Andere tools zoals Grammarly en beeldgeneratoren worden minder frequent gebruikt, maar dragen wel bij aan leer- en werkprocessen.
De emotionele reacties op AI-gebruik laten een gemengd beeld zien. Meer dan 58% van de docenten en 45% van de lerenden is enthousiast over het gebruik van AI voor onderwijs en leren. Tegelijkertijd ervaart 18% van de docenten en 11% van de lerenden angst, terwijl 8% van de docenten en 14% van de lerenden schuldgevoelens melden. Deze reacties wijzen volgens de onderzoekers op onzekerheid over wat acceptabel gebruik van AI in educatieve contexten is.
Opvallend is dat meer dan 70% van de ondervraagde docenten AI-gebruik bij opdrachten die beoordeeld worden (summatief). Van deze groep staat 28% breed gebruik toe, terwijl 43% AI-gebruik alleen voor specifieke doeleinden toestaat. Slechts 28% staat geen enkel AI-gebruik toe bij beoordeelde opdrachten. Dit wijst volgens de onderzoekers op een verschuiving naar voorzichtige acceptatie van AI-technologie in het onderwijs.
Docenten uiten wel zorgen over de ethische implicaties van AI, met name rond ‘academische integriteit’ en het leerproces. Velen vrezen voor de langetermijneffecten op besluitvorming, geheugen, creativiteit en het vermogen van lerenden om zelfstandig te denken. Ondanks deze bezorgdheden experimenteren docenten actief met de integratie van AI-toepassingen bij beoordelingen.
De onderzoekers wijzen op een tekort aan institutioneel beleid of communicatie daarover. Bijna 49% van de lerenden weet niet of er beleid bestaat of stelt dat er geen beleid is, vergeleken met 46% van de docenten. Dit duidt op een gebrek aan duidelijke richtlijnen of een significante kloof als het gaat om bewustwording en communicatie met betrekking tot beleid en richtlijnen.
Zowel lerenden als docenten vragen om meer structuur en ondersteuning. Lerenden willen praktische, duidelijke richtlijnen voor geschikt AI-gebruik, terwijl docenten behoefte hebben aan professionalisering, middelen en vernieuwde didactische modellen. Beide groepen zijn het erover eens dat AI onderdeel moet zijn van het educatieve gesprek, maar benadrukken dat de huidige institutionele ondersteuning ontoereikend is.
Het onderzoek laat opmerkelijke overeenkomsten tussen lerenden en docenten wat betreft gebruiksintensiteit, emotionele reacties en percepties van AI’s impact op leren. Deze bevindingen onderstrepen. volgens de onderzoekers de noodzaak van sterkere institutionele ondersteuning, inclusief meer heldere richtlijnen, gerichte professionalisering voor docenten en middelen voor lerenden om verantwoordelijke, rechtvaardige en effectieve integratie van AI in onderwijs- en leerpraktijken te waarborgen.
Mijn opmerkingen
Opvallend aan deze bevindingen is de schaal waarop docenten AI-toepassingen al inzetten. Het percentage van ruim 70% is aanzienlijk, ook al betreft het een relatief kleine onderzoekspopulatie voor heel Europa. Of dit representatief is voor de bredere docentenpopulatie blijft de vraag, maar de trend is duidelijk zichtbaar.
Het gebruik van AI-technologie bij bij summatieve beoordeling roept vragen op waar het artikel over het onderzoek geen antwoord op geeft. De context ontbreekt: welke vakgebieden, welke typen opdrachten, met welke randvoorwaarden? Zonder deze informatie valt er geen waardeoordeel te vellen over de wenselijkheid van deze ontwikkeling.
De behoefte aan richtlijnen, ondersteuning en professionalisering is evident, maar botst met de realiteit van onderwijsinstellingen waar vaak weinig ruimte is voor herontwerp van onderwijs en investering in ontwikkeling. Dit raakt aan een fundamenteel dilemma: AI-toepassingen zijn anders dan eerdere technologische innovaties. Leermanagementsystemen kon je invoeren zonder het onderwijs fundamenteel aan te passen (ook al was dat eigenlijk niet de bedoeling), smartphones kun je op school verbieden zodat ze tenminste daar het onderwijs niet verstoren. AI-toepassingen zijn echter alomtegenwoordig en worden ook buiten de schoolmuren gebruikt door zowel lerenden als docenten, en dus ook voor leren en onderwijs.
Deze ontwikkeling maakt een doordachte AI-strategie noodzakelijk. De toepassingen kunnen het leren immers versterken, maar ook ontwrichten. Ook als je besluit deze technologieën buiten je onderwijsinstelling te houden. Daarom zullen opleidingen opnieuw moeten kijken naar curricula en didactiek. Constructive alignment vereist nu expliciet rekening houden met AI-technologie. Het is niet langer een kwestie van óf, maar van hóe we AI integreren voor leren, opleiden en onderwijs (inclusief beoordeling).
Mijn bronnen over (generatieve) artificiële intelligentie
Deze pagina bevat al mijn bijdragen over (generatieve) artificiële intelligentie, zoals ChatGPT.
Geef een reactie