Over de grenzen van de ELO (deel 3)

Het denken over nieuwe concepten van elektronische leeromgevingen (ELO’s) is vergevorderd, het ‘doen’ bevindt zich in een beginstadium èn het ernaar handelen is onderwerp van constante zorg. Aldus een vertegenwoordiger van Hogeschool Zuyd over de eigen situatie. Maar wat mij betreft ook de overall conclusie van drie edities "Over de grenzen van de ELO", die de SURF Foundation de laatste jaren heeft georganiseerd. Vandaag vond dus de derde editie plaats. Het was een dag met goede sprekers, maar met name het ochtendgedeelte leverde mij weinig nieuwe ideeën op. Daarmee wil ik niet zeggen dat ik me niet vermaakt heb. Integendeel, zoals ik in onderstaande impressie hoop duidelijk te maken.

Richard Katz, vice-president van de Educause, bracht een typisch Amerikaanse key note te berde: een goed verhaal, vol anekdotes, waarvan de kern van de boodschap in een paar zinnen samen te vatten is. Katz, van huis uit historicus, schetste de ontwikkeling van het onderwijs door de eeuwen heen. Het onderwijs heeft zich volgens Katz ontwikkeld van persoonlijk leren binnen families of kleine groepen (denk aan Socrates) naar leren in -wat Jan Geurts noemt- opleidingsfabrieken (massaproductie, sterk gestandaardiseerd, met een nadruk op efficiëncy en met een focus op beperkte uitkomsten). Katz stelde dat het onderwijs voor de opdracht staat een balans te vinden tussen personalisering en toegankelijkheid van grote groepen lerenden. Hij gaf aan dat het onderwijs in de loop van de afgelopen decennia steeds meer lerenden heeft moeten bereiken, tegen dezelfde inkomsten. Dit is ten koste gegaan van een persoonlijke benadering, die wel essentieel is om goede leeresultaten te bereiken. ICT zou moeten bijdragen aan deze personalisering. Dat gebeurt volgens Katz lang niet altijd, getuige bijvoorbeeld het gebruik van SecondLife voor hoorcollege’s (terwijl veel meer mogelijk is). Katz stipte aan hoe ICT op een betere manier kan worden gebruikt. Bijvoorbeeld door experts van buiten, docenten en lerenden samen met een wiki kennis te laten ontwikkelen.

Richard Katz liet tot slot een film zien van de ontwikkeling van het onderwijs tot 2020 (een film die hij verleden jaar ook tijdens de SURF Onderwijsdagen heeft laten zien; zie ook de impressie op de website van de SURF Onderwijsdagen 2006). Opvallend daarbij waren de allianties van bedrijven als Google, Microsoft en Apple met onderwijsinstellingen, de filmindustrie en gameontwikkelaars. Edutainment is dan belangrijk, en vanaf 2017 kennen we volgens dit scenario zelfs virtuele begeleiders ("de-peopled learning environment"). De nadruk lag in dit toekomstbeeld overigens op andere content en instructie. Discours, begeleiding en reflectie kwamen in de film amper naar voren. Terwijl dit -volgens Katz- wel essentieel voor leren is.

Wim Westera van de Open Universiteit had een bij vlagen zeer humoristische bijdrage over de stand van zaken met betrekking tot open source ELO’s in het Nederlandse hoger onderwijs. Westera haalde eerst indirect hard uit naar de traditionele ELO door deze te vergelijken met het Electric Light Orchestra, een popgroep uit de jaren zeventig (en bekend van de hit mr. Blue Sky en Roll over Beethoven). Deze popgroep heeft maar tien jaar bestaan, maakte gebruik van oude instrumenten en had een zanger die de hooggespannen verwachtingen niet waar kon maken. Bovendien is mister Blue Sky een vorm van luchtfietserij, zo stelde Wim….

De Open Universiteit heeft dus onderzoek gedaan naar de stand van zaken rond open source (OSS) in het Nederlands Hoger Onderwijs. Enkele conclusies:

  • Er is vrij veel kennis van OSS.
  • OSS wordt met name gebruikt voor operating systems, webservers en databases.
  • Wat betreft ELO’s gebruiken instellingen voornamelijk één ‘closed source’ pakket.
  • De helft van de instellingen voor hoger onderwijs is de laatste twee jaar bezig met een vervangingstraject van hun ELO, of is van plan daar mee te beginnen.
  • Instellingen hebben geen expliciete voorkeur voor of ‘closed source’ of ‘open source’.
  • Aarzelingen ten aanzien van OSS hebben betrekking op scholingsinspanningen, de kosten van de migratie, een beperkt verwachtingspatroon ten aanzien van OSS en weinig ervaringen met OSS.
  • Belangrijke criteria bij de keuze van een nieuwe ELO zijn flexibiliteit, interoperabiliteit, het ondersteunen van meerdere didactische modellen, didactische functionaliteiten en passend binnen een service oriented architecture (soa).
  • Op de langere termijn verwacht men een ICT omgeving te kunnen gebruiken die bestaat uit ‘closed source’ en open source applicatie en waarbij sprake is van een soa.

Echt bezig met een soa is men echter nog niet.

Nico Juist van Hogeschool InHolland ging in op een de student als kenniswerker, waarmee InHolland (en anderen) binnen het SURF-project SHAPE (Shared Personal Environment) hebben gewerkt. In dit project fungeerde de student als participating designer. Volgens Juist zijn met dit project positieve resultaten geboekt. Hij gaf daarbij aan dat het eigenlijk niet uitmaakt welke technologie je gebruikt, als maar duidelijk is hoe je ICT wilt inzetten.
Eerst ging Nico echter ook in op het fenomeen dat ICT vaak wordt gebruikt om het dominante onderwijsontwerp te verbeteren. Hij stelde dat ICT de hoog gespannen verwachtingen ten aanzien van onderwijsinnovatie niet waar maakt, dat beschikbare technologie vaak onvoldoende wordt gebruikt en dat het onderwijs niet wezenlijk verandert door het gebruik van ICT. Een bekend verhaal, maar Nico bracht het wel leuk.

Ik had eigenlijk maar één probleem met zijn bijdrage, en ook met de bijdrage na de pauze van de Hogeschool Zuyd. En dat probleem heeft te maken met het gebruik van het concept soa. Zowel Nico als de Hogeschool Zuyd gingen in hun presentatie uit van een ICT-architectuur die niet alleen bestaat uit services en systemen als een studentinformatiesysteem (een duidelijk bronsysteem). Maar ook uit omgevingen zoals Sharepoint of BlackBoard. Terwijl een soa toch vooral uitgaat van services, in plaats van deze systemen. Vooral omdat één van de argumenten van een soa is: het voorkomen van overlap van functionaliteiten. Ik kan me voorstellen dat je dergelijke applicaties vooralsnog gebruikt, en dat je nu vooral uitgaat van integratie van data. Niets mis mee. Maar noem een soa pas een soa als het echt een soa is!

Om kort terug te komen op de Hogeschool Zuyd: ondanks mijn kanttekeningen bij hun gebruik van de term ‘soa’ was ik te spreken over hun presentatie. In deze bijdrage schetsten zij onder andere de samenhang tussen bedrijfsprocessen, bedrijfsvoering, systemen & applicaties, informatie (content) en de ICT-infrastructuur. Zij streven bovendien naar een persoonlijke leeromgeving (PLE) voor hun studenten, en zijn al twee jaar concreet bezig met integratie van data en systemen. Een volgende stap is het definiëren van gewenste aanvullende functionaliteiten/services. Zij stelden ook dat het verder belangrijk is om architectuurrichtlijnen te formuleren, de PLE met systemen en services in te kleuren en e.e.a. te realiseren via een projectmatige aanpak.

Aan het eind van de dag -voor de borrel, natuurlijk- had de organisatie een opdracht bedacht. Het was opvallend hoeveel personen de zaal toen verlieten (terwijl toen pas echt ruimte was voor discussie). In die opdracht is gekeken naar een groot aantal functionaliteiten. De vraag was in welke mate je deze functionaliteiten (variërend van een onderwijsrepository, een managementinformatiesysteem of een weblog) zelf ‘in huis’ wilt hebben, samen met anderen wilt uitbesteden aan een organisatie à la SURF Foundation of Kennisnet, òf uit wilt besteden aan een commerciële partij. Een lastige vraag, die de tongen wel los wist te maken (let wel: voor de borrel). De verschillende groepen bleken nogal van mening te verschillen. Deels had dat te maken met interpretaties (wel het systeem outsources, maar niet de dienst). In ons groepje stelden we bovendien dat sommige functionaliteiten in de experimentele fase door een organisatie als SURF Foundation aangeboden konden worden, maar bij ‘bewezen diensten’ in handen zouden moeten komen van commerciële partijen. Een onderwijsinstelling koopt ze dan wel naar behoefte in.

Volgens goed gebruik komen de presentaties binnenkort op de site van deze derde editie. Ik zou die presentaties zeker checken. Via mijn weblog kun je een impressie lezen van alle drie de edities. Volgend jaar zal naar verwachting een vierde editie plaats vinden, al viel de belangstelling en het hoge now show-gehalte van het verwachte aantal deelnemers mij dit keer tegen. Ik ben er weer bij, verwacht ik.

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

3 reacties

  1. Hoi Wilfred,
    Bedankt voor je verslagje. Ik had me ingeschreven, maar kon door ziekte er niet bij zijn. Een “no show” dus, maar ik had me wel vriendelijk verontschuldigd 🙁

  2. Wilfred,
    Dank je voor je uitgebreide verslag. Ik was er vorig jaar wel, en heb na die sessie direct een netvibes account geopend. Dat is nu mijn PLE.

  3. Wilfred,
    Dank je voor je uitgebreide verslag. Ik was er vorig jaar wel, en heb na die sessie direct een netvibes account geopend. Dat is nu mijn PLE.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *