Wat het onderwijs kan leren van Kung Fu

Aan de hand van een interview legt Michael Horn een verband tussen onderwijs en de Chinese krijgskunst Kung Fu. De kern hiervan is ‘mastery learning’. Dit begrip is opvallend genoeg afkomstig uit het dikwijls bekritiseerde behaviouristische onderwijsparadigma.

Horn interviewt de CEO van The Learning Accelerator. Dit bedrijf gaat uit van ‘mastery learning’ dat door Horn opvallend genoeg vertaald wordt met competentie-gebaseerd leren.

Kung Fu
Foto: Ariel Steiner

Bij Kung Fu leert een lerende in zijn/haar eigen tempo, waarbij h/zij de leerstof steeds beter beheerst. Kung Fu gaat bovendien uit van verschillende niveaus (banden). Als een leerling aan kan tonen bepaalde vaardigheden te beheersen -aan bepaalde standaarden blijkt te voldoen- dan gaat h/zij naar een volgend niveau. De lessen bestaan uit warming up, en uit samen oefenen waarbij iedere leerling op een eigen niveau oefent. De docent fungeert vooral als rolmodel, motivator en als degene die gedifferentieerde instructie biedt.

Als de lerende heeft laten zien alle elementen van een niveau te beheersen, dan kan h/zij ‘opgaan’ voor een bepaalde band. Dat is een aparte toets waarbij verschillende elementen apart worden getoetst.

De relevantie voor het onderwijssysteem bestaat dan uit negen aspecten, zoals duidelijk gedefinieerde standaarden, specifieke mechanismen om meesterschap te laten zien, voortgang die vooral gecontroleerd wordt door de lerende, een combinatie van individueel en samenwerkend leren en een publieke erkenning van het niveau van meesterschap.

Deze analogie heeft inderdaad raakvlakken met ‘mastery learning‘. Deze benadering respecteert inderdaad individuele verschillen tussen lerenden. Volgens één van de grondleggers van deze benadering, JB Carroll, bestaat een leerproces dan uit vijf variabelen (Valcke, 2010):

  1. De beschikbare tijd
  2. Het doorzettingsvermogen van een lerende.
  3. De tijd die een lerende nodig heeft om de leerstof te beheersen.
  4. De kwaliteit van de instructie.
  5. De aanleg van de lerende.

Behaviouristische eigenschappen van deze benadering zijn het gebruik van prikkels en beloningen (extrinsieke motivatie), het bekrachtigen, en de nadruk op waarneembaar gedrag dat onderzocht kan worden door directe observatie. Volgens cognitivisten heeft leren niet echter alleen betrekking op waarneembaar gedrag (maar ook bijvoorbeeld op mentaal gedrag en inzicht). Het constructivisme benadrukt bijvoorbeeld het belang van de voorkennis die lerenden inbrengen, de eigen interpretaties die lerenden ontwikkelen, het belang van samenwerkend en actief leren, en het dynamische karakter van kennisontwikkeling.

Deze alternatieve paradigma’s hebben ervoor gezorgd dat het behaviourisme minder aandacht heeft gekregen, hoewel ‘drill and practice’ en directe instructie nog steeds worden toegepast. Binnen het concept van de flipped classroom gaat men bijvoorbeeld ook uit van mastery learning.

Persoonlijk doe ik graag aan ‘cherry picking‘ als het gaat om het gebruik van leertheorieën. Ik hang niet één geloof aan, ook al vind ik het behaviourisme als paradigma het meest beperkt. Dat geldt echter niet voor belangrijke principes van mastery learning (duidelijke doelen formuleren, leren in eigen tempo, verschillende niveaus gebruiken, veel oefenen).

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

2 reacties

  1. Ik ga het artikel gebruiken om studenten PDA VeVa Defensie de essentie van de verschillende leertheorieën te laten onderzoeken Wilfred. Thanks for sharing!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.