Anderen over de ePortfolio Conference

Ik heb uitgebreid geschreven over het ePortfolio Congres dat ik verleden week in Cambridge heb bezocht. Vandaag heb ik wat verwaarloosde weblogs bekeken. Key note speaker Helen Barrett, die zichzelf "grootmoeder van het eportfolio" noemde, geeft in haar weblog een impressie. Barrett heeft ook haar presentatie hier gepubliceerd.

Graham Attwell doet verslag van een aantal bijeenkomsten waar hij verleden week acte de présence moest geven. Interessante passage:

One eye opener to me was how little most people know about social software. At one of my presentation, where I conducted a couple of quick straw polls, only a third of the audience (who all worked in some context in information technology) had heard of blogs, few had heard of wikis (and if they had it was juts of wikipedia) and no-one knew what Web 2 was. A sharp reality check.

Inderdaad een opzienbarende constatering, vooral als je weet om wie het gaat….

André Hoogmoed van de Hogeschool Rotterdam wees mij op de weblog van David Tosh van ELGG. Tosh heeft verleden week ook een presentatie verzorgd. Hij maakt zich op 31 oktober 2005 zorgen over de ontwikkeling van IMS specificaties voor eportfolio’s (met het oog op interoperability):

It does feel that the IMS specifications are getting too complicated and it could be advocated that the way ahead is a simplifying of the schemas.

I would like to see more attention being paid to web standards that are proving to be very successful and powerful: RSS, Atom and to a lesser extent at the moment, FOAF.

Mmmmm. Zou dit voldoende zijn om een portfolio een leven lang mee te kunnen nemen (en te gebruiken binnen verschillende ePortfolio systemen)?

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

5 reacties

  1. Waarom die Mmmmmmm? Was het niet juist Helen Barret die sprak over een “Personal (and permanent!) space on the internet”. Ze maakt zich ongerust over de vele aandacht (zie haar weblog) die nu aan de tools gegeven wordt en haalde om die reden de vele attributen tevoorschijn om aan te tonen dat je niet veel en moeilijke tools nodig hebt voor je ePortfolio. Reden temeer om de gedachte van een Learning Landscape nader te onderzoeken

  2. Je moet eigenlijk wat nader naar elgg hebben gekeken om de opmerking van Tosh over standaarden op de juiste manier te begrijpen. Zoals elgg zich de laatste tijd heeft ontwikkeld zal menigeen zich waarschijnlijk afvragen of dit wel een portfolio is. Dit hang na tuurlijk af van de gehanteerde definitie. Maar de definitie die Tosh zelf aanhangt verklaart waarom volgens hem veel commerciële software niet voldoet. Ik citeer uit dezelfde post waar Wilfred uit citeert: “In both the closing sessions the same issues arose; the future of the eportfolio is not going to be the transcript, the checkboxes, the lists that learners fill out but instead facilitating the interactions, the connections and capturing the rich learning that can arise from these interactions.”
    Tosh heeft zich in het verleden in dit verband al eens laten verleiden om iets te roepen over de verschillen tussen elgg en Ospi waarbij Ospi door hem dus duidelijk wordt gezien als een vertegenwoordiger van het eerstgenoemde type portfolio uit bovenstaand citaat. In die post over elgg versus Ospi geeft Tosch ook aan dat: “Elgg did start out as an e-portfolio system but I think it has now morphed into what we call a personal learning landscape.” elgg met Ospi vergelijken wordt daardoor zoiets als appels met peren vergelijken.
    Dat elgg in functioneel opzicht veel meer weg heeft van een (constructivistische) leeromgeving dan van een traditioneel portfolio, verklaart tevens waarom Tosh’ uitspraken over standaarden verder gaan dan de IMS specificaties voor portfolio. Hij vindt de aandacht voor RSS, Atom en FOAF belangrijk. Niet als vervangers van de IMS-specificatie, maar omdat deze standaarden staan voor de functionaliteit waardoor elgg zo “uit de toon” valt. Waarschijnlijk zou er dus volgens Tosh ook bij de commerciële portfolio’s meer aandacht moeten bestaan voor de voordelen van RSS etc. Maar uit meerdere posts over de ePortfolio 2005 blijkt dat de portfoliocommunity nog van ver moet komen als het om RSS, weblogs en wiki’s, social software en zaken als de read-write web gaat.
    Interessant om te weten is trouwens dat er in Nederland driftig met elgg wordt geëxperimenteerd door de Christelijke Hogeschool Nederland (zie http://mosaic.chn.nl). Leuk detail daarbij is dat een van de mensen die de laatste tijd veel aan de code (en vertaling) van elgg heeft gewerkt, Misja Hoebe, bij de CHN werkzaam is. Van Hoebe is de volgende uitspraak die volgens mij heel treffend is voor de wijze waarop in het onderwijs vaak met moderne technologie wordt omgegaan in de drang om vooral de controle te behouden: ”My experience is that because of accountability issues portfolio ownership often implicitly gets transferred to the institution, which inevitably leads to the loss of control by the learner. So, more than often the student is being asked to answer accountability issues via the predefined portfolio formats. No wonder that most students don’t have very positive experiences with portfolios: it’s not their thing.”
    Wilfred, zoals je in een van je eerdere posts uit Cambridge al aangaf: het portfolio is van de student die er mee kan doen wat hij/zij wil en daarbij bij voorkeur niet gebonden aan bepaalde voorgekookte templates. Als we de hele checklistjes- rimram weglaten en het portfolio echt eigendom van de student maken, hebben we vervolgens als onderwijs echter nog wel een hele weg te gaan om er toch iets mee te kunnen doen in de vorm van assessment en eindbeoordeling.

  3. Mijn “Mmmmm” sloeg meer op het idee dat het wenselijk zou zijn om informatie uit je ene portfoliosysteem te kunnen integreren in een ander systeem. Maar misschien moeten we inderdaad er meer vanuit gaan dat de student geen systemen van een organisatie gebruikt, maar een eigen “personal learning landscape” heeft. Elgg -wat ik er van weet- lijkt daar meer op dan de doorsnee portfolio applifcaties, zoals Paulo terecht aangeeft. Vraag is dan wel: wie maakt dieomgeving voor lerenden en wat als een lerende een nieuw systeem wil gebruiken. Hebben we dan genoeg aan RSS etc?

  4. Definieer ‘maken van een leeromgeving’! Als het gaat om het door de instelling hosten van een toepassing, kan dat ook meteen voldoende zijn als de toepassing de juiste functionaliteiten bezit. Het maken van artefacten doet een student vaak met eigen tools (als tekstverwerker, fotobewerkingssoftware, etc.) Van belang is dan uitsluitend dat hem/haar wordt verteld welke eisen aan blogposts of reflectieverslagen worden gesteld. Ingewikkelder wordt het als er een ‘open’ verbinding (via bijvoorbeeld RSS naar Flickr) naar de grote boze buitenwereld gevraagd wordt. De IT-boys gaan dan al snel over zaken als beveiliging etc. zeuren.
    Ook de applicatie-integratie staat soms in de weg, omdat zaken als ‘single sign on’ en LDAP dan weer problemen opleveren. We zijn nu eenmaal niet zo “open” als we pretenderen. Maar een keuze voor de in monolitische monsters als Blackboard ingebedde functionaliteit is echt het laatst wat je moet willen. Denk aan de security-issues en de enorme kosten (RSS-module van Blackboard > 10.000 USD).
    Een interessante toepassing van elgg is bijvoorbeeld het eTeach portfolio (http://www.eteach.org.uk/). Deze testomgeving wordt ook door Becta als interessant betiteld (“a hybrid of an electronic portfolio, weblog and social networking system.”; http://www.becta.org/postnuke/modules.php?op=modload&name=News&file=article&sid=149).
    Waar we echt niet aan moeten beginnen is alle op internet voorhanden functionaliteit nabouwen en zelf hosten als een soort Yahoo-onderwijs. Het moet in wezen niet uitmaken welke systemen (ik spreek liever van webservices) de student wil gebruiken. Het gaat er onder de streep om dat deze ondersteuning bij het leerproces kan worden ingezet en dat de peers en docenten er toegang toe hebben. Maak de student verantwoordelijk voor het tijdig informeren (self service) over wijzigingen (net als het frequent veranderen van emailadres en mobiel nummer).
    Mooie voorbeelden van geheel door de studenten zelf bepaald gebruik van tools en webservices zie je trouwens bij de ulraversity (een project van o.a. ultrab; zie http://www.frankieroberto.com/dad/ultrastudents/).
    Heeft een portfolio een beoordelingsfunctie dan zal een deel van het portfolio een vaste plek moeten krijgen binnen de instellingsomgeving i.v.m. zaken als bewaartermijnen. Dus dat deel zal een student altijd moeten uploaden.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *