Heeft het onderwijs wel een ELO nodig?

Ik heb wel eens de vraag van een directeur gekregen of ik er voor kon zorgen dat de aangeschafte elektronische leeromgeving (ELO) beter en intensiever gebruikt kan worden. En ik durf te wedden dat menig ‘ICT en onderwijs medewerker’ de (impliciete) opdracht heeft gekregen om meer docenten aan de ELO te krijgen.

Ik durf zelfs te stellen dat de introductie van nieuwe technologieën binnen het onderwijs (zoals social software) op weerstand kan rekenen omdat ‘we’ er eerst voor moeten zorgen dat aanwezige ICT tools beter worden gebruikt.

Maar wat als deze tools geen oplossingen blijken te zijn voor ervaren problemen? Dat gevoel bekroop me ook weer toen ik bij ICT op School het bericht las dat docenten communicatiefaciliteiten en andere functies van een ELO weinig gebruiken.

De beelden van docenten en ontwikkelaars over de functies die een ELO zou moeten hebben, lopen niet synchroon. De ontwikkelaars hebben een ander beeld van de docent en van de manier waarop docenten onderwijs geven. Het is ook de vraag of de docent wel de behoefte heeft aan veel functionaliteiten. De meeste zijn er al in andere vorm, dus een ELO is een beetje mosterd na de maaltijd.

ICT op School schrijft dit naar aanleiding van de uitkomsten van een onderzoek.
Ik durf mede naar aanleiding van dit onderzoek het volgende te stellen:

  • Bepaalde functionaliteiten zijn niet betekenisvol voor docenten. Deze functionaliteitenj passen niet bij de onderwijspraktijk, zoals docenten deze vormgeven.
  • De onderwijspraktijk is vaak minder veranderd dan vaak wordt aangenomen. Terwijl veel ‘ICT in onderwijs’ supporters daar in veel gevallen wel van uit gaan. Als het onderwijs ècht grondig gaat veranderen (veel flexibeler, de lerende centraal), dan zal dit ongetwijfeld leiden tot knelpunten waarvoor ICT een oplossing kan zijn. Bijvoorbeeld: onze lerenden hebben behoefte aan bepaalde korte instructies, maar niet op hetzelfde moment. Hoe kunnen we dat efficiënt organiseren? Nu is dat nog onvoldoende het geval.
  • Ontwikkelaars van ELO’s communiceren vooral met ‘ICT in onderwijs’ supporters over functionele eisen, en veel minder met de eindgebruikers (docenten).
  • ‘Jumping to solutions‘ is een veel voorkomende aanpak binnen het onderwijs. Er wordt te snel voor een oplossing (een tool) gekozen zonder goed na te gaan wat het probleem is waar de tool een oplossing voor moet zijn. Hoe vaak gaan lunchgesprekken op ICT&O congresssen niet over ‘welk portfoliosysteem/anti-plagiaatsoftware/ELO gebruiken jullie?‘.
  • ICT wordt ook te vrijblijvend gebruikt. Docenten en leerlingen die nieuwe technologieën binnen het onderwijs niet gebruiken, komen er mee weg. Ze ondervinden er geen hinder van.
  • Nieuwe technologieën kunnen ook van invloed zijn op de wijze waarop de onderwijspraktijk vorm krijgt. Maar dat betekent wel dat docenten en onderwijsmanagers zich moeten verdiepen in de mogelijkheden van ICT en de potentiële invloed van ICT op het onderwijs. Een groot aantal factoren maakt dat dit onvoldoende gebeurt (o.a. werkdruk, weinig affiniteit met ICT, geen prioriteit, weinig geloof en/of vertrouwen in nieuwe technologieën).

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

5 reacties

  1. Dat is wel grappig: je stelt “De onderwijspraktijk is vaak minder veranderd dan vaak wordt aangenomen” en “onze lerenden hebben behoefte aan bepaalde korte instructies, maar niet op hetzelfde moment. Hoe kunnen we dat efficiënt organiseren? Nu is dat nog onvoldoende het geval.” twee zinnen die aangeven wat ik een tijdje terug in eenr eactie al schreef: er is weinig veranderd in het onderwijs als ik bijv mijn eigen brugklasperiode vergelijk met die van mijn zoon: er zit 35 jaar tussen maar eigenlijk is er geen verschil. Blijkbaar is er iets dat onderwijspersoneel weerhoudt of tegenhoudt het e.e.a anders te gaan doen. Als de basissituatie hetzelfde is, is er toch geen probleem??? En als er een probleem is, zoeken we “effe snel” een oplossing in de vorm van een of ander tooltje. Ik noem dat instant satisfaction. iedereen snel tevreden, terug naar het begin!

  2. Mooie analyse, Wilfred. In essentie zeg je eigenlijl het volgende: de maatschappij verandert, maar het onderwijs niet (want het heeft geen tijd)! De vraag is natuurlijk wanneer de bom barst…
    Aan de andere kant: vorige week protesteerden studenten/leerlingen van het Friesland College tegen (als ik het goed heb begrepen) tegen de “vernieuwing” die daar plaats vindt (zie http://www.frieschdagblad.nl/artikel.asp?artID=31142). Het bestuur aldaar heeft bakzeil gehaald. Leerlingen zijn blijkbaar ook niet zo vernieuwend. En hebben we ongeveer hetzelfde ook niet gezien bij InHolland.?

  3. Als vernieuwing inhoudt dat er geen lessen meer worden gegeven, kan ik me voorstellen dat docenten en leerlingen protesteren. De dochter van een collega van me kreeg in haar 2e jaar aan de HKU in januari te horen dat ze de 2e helft van het jaar geen les meer zou krijgen; er waren geen docenten en lessen meer. Ze heeft toen toelatingsexamen aan de Filmacademie gedaan en is daar verder gegaan met haar studie. Zo’n verandering is geen verbetering. Als een verandering geen verbetering is, lijkt het me terecht dat daartegen geprotesteerd wordt. En lijkt het me onjuist docenten en leerlingen dan maar conservatief te vinden.

  4. jammer dat de gekozen omschrijvingen allen uitgaan van fraaie Engelse terminologie. Kennelijk is de onzekerheid op dit gebied dermate groot dat er geen Nederlandse termen bedacht kunnen worden. Dat is om meer dan een reden erg jammer. De meeste digitale leeromgevingen zijn verzamelde gereedschappen die lang niet altijd digitaal leren ondersteunen maar meer het gebrek aan onderwijskundige visie moeten camoufleren. Of men denkt met het inzetten van een modern middel, vanzelf modern onderwijs te geven. ICT inzetten is niet alleen geen garantie voor digitaal leren maar ingezet zonder visie vooral een garantie voor falen.
    Helaas komen op allerlei manieren vormen van ongestrutureerd digitaal leren met de uitgeverijen en hun producten de school binnen. Ook daar volop kopieren van het Engelse taalgebied en inbegrepen daarbij veel termen die slechts weinigen/niemand aanspreken. Weinig elo’s gaan uit van een visie. Of het moet een commerciele visie zijn 😉 Het zijn vaak op het anglo-saksische taal- en cultuurgebied toegesneden verzamelingen applicaties die in een schil worden aangeboden. Het inzetten van een dergelijk product lost dan ook geen probleem op maar creert slechts nieuwe. Daar zitten de docenten over het algemeen niet op te wachten. Waarom een slecht confectiepak in een foute kleur als je zelf al jarenlang maatwerk kunt leveren zonder al die gereedschappen. Overtuig eerst de docent van een mogelijke meerwaarde en zet slechts die modules in waar je een onderbouwde didactische visie op hebt. Dan zul je merken dat de kans van slagen aanzienlijk toeneemt. De ELO past dan bij het didactische concept en voegt iets toe. Nu nog wat meer zelfvertrouwen uitstralen en minder adaptief reageren op wat men in het engelse taalgebied allemaal verzint. Ook ICT kan Nederlands klinken als je het maar juist uitspreekt.
    Dus als ICT er pas je jezelf aan bij je doelgroep ipv de doelgroep nieuwe termen te leren die ze niets zeggen en die invoering van een ELO alleen maar remmen. Blijf dicht bij de leerling en als je een Docent iets wilt leren; blijf dicht bij de docent.

  5. @ André: ik denk dat veel docenten niet geloven in de gepresenteerde oplossingen. Bijvoorbeeld omdat deze oplossingen niet concreet gemaakt kunnen worden en blijven hangen in blabla.
    @ Wytze: ik ben het wel met Elbert eens. Als het door jou aangehaalde artikel klopt, dan willen die deelnemers (en hun ouders) ‘gewoon’ goed onderwijs. Ik hoorde gisteren ook een klacht van een VMBO leerling uit mijn omgeving die dit schooljaar maar vier uur Engels heeft gehad. Meer zelfstandig werken, meer samenwerkend leren betekent niet dat je leerlingen aan hun lot over moet laten. Wel: minder lange -en saaie- instructies, en meer goede begeleiding (1-op-1 en in kleine groepjes).
    @ Elbert: zie hierboven.
    @ ed: veel ELO’s hebben vaak impliciet een didactische visie die niet altijd past bij modern onderwijs in de Nederlandse situatie. En ja: er wordt -ongetwijfeld ook door mij- overbodig jargon gebruikt (al drukken Engelsen/Amerikanen zich vaak net wat krachtiger uit dan de vertaling). Overigens vind ik wel dat docenten -ook wat betreft jargon- ook wat meer over de schutting heen mogen kijken. ‘ICT en Onderwijs’-supporters mogen best dichter bij docenten en leerlingen gaan staan. Veel docenten -oeps ik generaliseer- mogen best wel eens een wat nieuwsgierigere grondhouding hebben.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *