De verbonden generatie (#in)

Verleden week kwam ik dankzij een tweet van @josiefraser Connected Generation: Young People and Social Networks: Outline van Tim Davies op het spoor.

Davies gaat in dit artikel in op de grote populariteit van sociale netwerken, ook al zijn deze niet altijd even toegankelijk voor mensen wereldwijd. Smartphones zorgen overigens wel voor een steeds grotere toegankelijkheid van sites als Facebook. Ook illustreert hij dat sociale netwerken in diverse landen verschillend worden gebruikt. Davies stelt verder:

Social media and social networking sites have created new public squares: places where people can meet with friends; do business; gather in crowds or visit alone; find out local gossip, or talk about national issues; share their creativity and find arts and entertainment; and listen to or engage in political expression.

In zijn bijdrage vat hij samen hoe jongeren sociale media gebruiken:

  • Om contact te onderhouden met hun vrienden.
  • Om toegang te krijgen tot media, vermaak en informatie (vaak gepubliceerd of ontsloten door hun vrienden).
  • Om hun eigen identiteit te verkennen.
  • Om geïnformeerd te worden over status updates van vrienden, en nieuws.
  • Om nieuwe contacten te onmoeten en actief te zijn in groepen.
  • En uiteraard ook als digitale hangplek.

Davis licht ook toe dat er nogal wat mythes en werkelijkheden zijn als het gaat om kansen en risico's van het gebruik van sociale media door jongeren.

1. Jongeren besteden veel tijd aan sociale netwerken, vaak terwijl zij ook andere taken (proberen) uit te voeren. Sommigen geven ook zelf aan minder tijd te willen besteden aan sociale media. In navolging van
Howard Rheingold pleit Davies daarom voor aandacht voor ‘attention literacy’: wanneer kun je je beter richten op andere taken, en is het verstandig uit de flow of conversation te stappen? Daarbij is het ook van belang je te realiseren dat sociale media een belangrijke rol spelen bij meer informele vormen van leren.

2. Veel jongeren maken zich wel degelijk druk over privacy, ook al geven zij van zichzelf veel bloot op internet (waarbij het werkelijke publiek vaak kan verschillen van het beoogde publiek). Jongeren hanteren daarbij vaak zelf doordachte strategieën om hun privacy te beschermen. Davies schrijft:
There are both risks and benefits to new forms of SNS-enabled online transparency: risks of identity theft or of state surveillance of individuals are, for many, set against benefits of sharing in online communities, or being visible in ways that can bring better job prospects or other opportunities. Privacy isn’t dead; but it is constantly evolving.Helaas geeft hij geen voorbeelden van dergelijke strategieën. Maar het zal duidelijk zijn dat veel jongeren vaak bewust moeten worden van de steeds ontwikkelende privacy, en zullen moeten leren daar slim mee om te gaan.

3. Dankzij sociale media kunnen jongeren in contact komen met gevaarlijke ideeën en groepen (denk aan voetbalhooligans die sociale netwerken gebruiken om rellen te organiseren). Veel jongeren bewegen zich echter vooral in de digitale ruimtes van hun vrienden.

4. Jongeren kunnen in contact komen met volwassenen die hen (sexueel) willen misbruiken. Naar verhouding komt dat echter weinig voor, ook al is elk incident er één te veel. Bovendien heeft onderzoek van het Amerikaanse Crimes Against Children Research Centre volgens Davies aangetoond dat jongeren die online te maken krijgen met sexueel misbruik, daar ook offline vaak mee te maken hebben. Een opvallende bevinding, vind ik.

Tim Davies typeert sociale netwerken als 'versterkers':

They can amplify the opportunities available to young people with existing positive connections and opportunities; but they can also amplify the vulnerabilities of the vulnerable. Offering vulnerable and disadvantaged young people support to develop the skills to get the most out of online social networking may turn out to be an important role for those who work with them.

Een extra complexiteit hierbij is -volgens de auteur- dat de nieuwe publieke plaatsen, die sociale netwerken zijn, eigendom zijn van commerciële organisaties. Dit vereist een zekere overheidsregulering, stelt hij.

Organisaties, die zich met jongeren bezighouden, zouden zich volgens Tim Davies bewust moeten zijn van de invloed van sociale media, en jongeren helpen daar op een goede manier mee om te gaan. Daarnaast zouden zij na moeten gaan hoe zij deze media kunnen gebruiken om het eigen werk te verbeteren, en om in contact te komen met jongeren. Ook zouden zij risico's en problematische situaties bespreekbaar moeten maken.

Davies heeft wat mij betreft een evenwichtige bijdrage geschreven over de positie van sociale media binnen de leefwereld van jongeren. Tevens formuleert hij bondig de pedagogische opdracht van organisaties die met jongeren werken. Onderwijsinstellingen behoren daar ook toe. Het niet toegankelijk maken van sites als Facebook of Hyves helpt daar niet bij. Sterker: als sociale netwerken bijdragen aan de identiteitsontwikkeling van jongeren, dan kan het afsluiten van sociale media zelfs pedagogisch onverantwoordelijk zijn.

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *